De krokodillenfabriek

Mila speelt vaak met haar twee beste vrienden Timo en Cherry in de verlaten ketchupfabriek van het dorp. Verder gebeurt er eigenlijk nooit veel in de buurt: hun ouders zijn immers altijd uit werken nu de bedrijvigheid van de ketchupfabriek verhuisd is naar een stad verderop. Het leven van de kinderen is in feite simpel, zo zonder ouders: als je honger hebt, ga je pizza eten in de pizzeria van de oom van Timo, en voor vertier speel je in de verlaten fabriek. Tot plots het hele dorp gehuld wordt in een dikke mist, en de pizzeria van de ene dag op de andere verdwenen is. Het trio trekt op onderzoek uit – aan agent Mankement hebben ze niet veel, en hun ouders zijn nog steeds nergens te bespeuren. Al snel komen ze tot een onthutsende ontdekking: de nieuwe fabriekseigenaar maakt geen ketchup, maar ... "kweekt" handtassen! 

Dit debuut van auteur Dries Deschepper sleurt je mee in een doldwaas avontuur waar gekke situaties en achtervolgingen elkaar in een razendsnel tempo afwisselen. Met weinig tijd voor scènezetting, neemt het verhaal een vliegende start: de drie hoofdpersonages werken zichzelf op hun onderzoek al snel in de nesten, en oplossingen worden bedacht temidden van de actie. Reusachtige krokodillen of angstwekkende schurken doen hen misschien wat huiveren; moedig springen ze zonder verpinken voor elkaar in de bres. De naïviteit van Mila en haar vrienden en hun kinderlijke idee van vriendschap werkt vertederend, en wekt sympathie tussen al het gevaar dat zich rond hen afspeelt.

Het avontuur is overgoten met een sausje van humor – zeg gerust: een grote kom saus –, iets wat het verhaal naast al de spanning, ook een enorme gelatenheid geeft. Meermaals doet het boek je glimlachen om fantasierijke wendingen, goedgevonden taalhumor, of verdomd leuke manieren om iets te verwoorden. De vergelijkingen die Mila maakt met herkenbare, minder herkenbare en hoewel-nogal-bizar-toch-redelijk-herkenbare situaties ("De man fronste zijn wenkbrauwen, zoals schoolmeesters doen wanneer je uitlegt dat je hond je agenda in de tuin heeft begraven en je echt niet weet waar hij ligt"), zorgen ervoor dat de spanning op de juiste momenten wat doorbroken wordt. Het wordt daardoor nooit zó spannend dat je er niet meer van kan slapen. Ook de nevenpersonages zijn wat op het absurde af, maar dragen zo bij tot de luchtigheid van het boek.

Zoals de cover (in één woord: wauw!) al deed vermoeden, zijn de prenten niet enkel leuk, ze werken ook goed bij het verhaal: ze dragen bij aan de sfeerzetting, en helpen om de iets langere hoofdstukken op te breken of iets visueler te maken. De tekeningen binnenin zijn dan wel in zwart-wit, de illustratrice Isabel Bouttens weet in haar tekenstijl perfect het verhaal in grijstinten te vertellen, zonder dat ze aan expressiviteit moeten inboeten. De illustraties werken zó goed, dat het bijna jammer is dat het er niet meer zijn. Wel ontbreekt er voor mij misschien een kleine plattegrond van de fabriek: het vele rennen, duiken, springen, vallen en vluchten, doet je soms – samen met de personages – letterlijk en figuurlijk de weg verliezen. Dan had zo'n plattegrond een handig handvat geweest om opnieuw in te pikken.

Spannende avonturen, beklijvende achtervolgingsscènes, vlotte taal, talige humor, elegante illustraties en absurde situaties ... Voor een eerste avonturenverhaal kan dat tellen! Zo'n sterk debuut doet alvast uitkijken naar meer.

Het vervolg op dit boek, Het Geeuwvirus, is intussen ook verschenen. Benieuwd wat onze andere Pluizerrecensent van dat boek vond? Dat lees je hier.