De bastaard van Brussel

De Nederlanden in het midden van de zestiende eeuw worden getekend door angst en terreur. De streng katholieke vorst Philips II regeert vanuit Spanje met harde hand en staat niet toe dat het weerbarstige volk uit het noorden er alternatieve godsdienstige ideeën op nahoudt. Ondanks de repressie (of misschien juist wel daardoor) vindt het protestantisme er steeds meer aanhangers. Het is de tijd van de beeldenstorm, de hertog van Alva, de veroordeling en terechtstelling van de graven Egmond en Horne. In die woelige tijden probeert Crispijn, een jonge brouwer uit Brussel, zijn leven uit te bouwen. Hij leerde het brouwersvak van zijn pleegvader Hoste Matsijs en na diens dood erfde hij de brouwerij en de bijhorende herberg ‘Au brasseur’. Eerder al stierf Crispijns moeder; ze werd gedood na het bezoek aan een hagepreek. Ondanks de dood van zijn moeder en stiefvader staat Crispijn toch niet helemaal alleen op de wereld. Stina helpt hem in de herberg en haar dochtertje Eva kan ook al een handje toesteken. Op een dag komt ook Hans als brouwersknecht in dienst. Het zijn allemaal mensen die al de nodige tegenslagen in het leven hebben gekend. En dan is er natuurlijk ook nog Lamoraal van Egmond, Crispijns natuurlijke vader. Zijn status als bastaardzoon van een machtig man levert Crispijn weinig voordelen op, behalve dan dat hij bier mag leveren aan het grafelijke hof. Het nieuwe geloof heeft Crispijns moeder het leven gekost waardoor de jonge brouwer aanvankelijk niet veel sympathie koestert voor de nieuwe ideeën die overal terrein winnen. Hij probeert zich dan ook zoveel mogelijk afzijdig te houden. Wanneer de fanatieke inquisiteur Pieter Titelmans zijn activiteiten naar Brussel verlegt, komt Crispijn toch in moeilijkheden. Uiteindelijk moet hij Brussel verlaten en hij sluit zich aan bij de bosgeuzen, een ruwe groep verschoppelingen die guerilla-acties ondernemen tegen het terreurbewind. Simone van der Vlugt heeft een degelijke historische roman afgeleverd waarin de lezer een genuanceerd beeld krijgt van de aanloopperiode naar de tachtigjarige oorlog die geleid heeft tot de scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Zoals gebruikelijk bij een historische roman worden geschiedenis en fictie met elkaar verweven. In de epiloog geeft de auteur een korte toelichting bij deze verstrengeling van feiten en fictie wat, zeker met het oog op jeugdige lezers, niet overbodig is. Lezers vanaf twaalf jaar die interesse hebben voor geschiedenis zullen geboeid de belevenissen van Crispijn volgen en zich kunnen inleven in zijn onfortuinlijke levensomstandigheden.