De Allergrootste

Deze vuistdikke historische roman vertelt ons het avontuurlijke levensverhaal van Shin Yu, een fictief personage geïnspireerd op historische feiten. Eind 18de eeuw ontpopt Yu zich van straatarm, Chinees weesmeisje tot de Allergrootste in de piraterij en de Oosterse vechtkunst. Een jonge vrouw die het bevel voert over de grootste piratenvloot in de Chinese zee en een onversaagde meester in de vechtkunst is, spreekt ontegenzeglijk tot de verbeelding. Yu is trots, sterk, onafhankelijk en bijzonder pienter – al heeft ze wat de mannen en de liefde betreft wel haar lessen te leren. Haar roemrijke reputatie bezorgt haar tal van geduchte tegenstanders. De allergrootste worden én blijven is een strijd op leven en dood, maar tegen welke prijs?

Yu wordt op bijzondere wijze door Rébecca Dautremer geportretteerd. Het is adembenemend knap hoe de illustratrice haar tot in de fijnste details weergeeft; let bijvoorbeeld op de fijne kraaltjes in haar licht grijzende haren en de zachte plooien in het bordeauxrode harnas op haar schouders. En Yu’s fiere en onverschrokken blik intrigeert. Een mooiere cover als uitnodiging tot lezen is moeilijk te bedenken. 

Maar 598 pagina’s, gelardeerd met Chinese termen en zeventig personages, daar kan de potentiële lezer wel eens tegen opzien. Niet nodig, want Yu’s avonturen te land, ter zee en ja, ook in de lucht, worden in korte behapbare hoofdstukken (met mooie Chinese nummering) op een vlotte en levendige manier verteld. Morosinotto weet zeker in de eerste helft van het boek de spanningsboog goed te bewaren door belangrijke hoofdstukken met een climax, een onverwachte zet of een open einde af te ronden. Als lezer worden we soms ook op het verkeerde been gezet, als moeten ook wij als een echte krijger te allen tijde alert zijn voor verkeerde inschattingen. 

Piraten en vechtkunst, dat betekent natuurlijk flink wat knokpartijen, en het gaat er meedogenloos aan toe. De vele gevechtsscènes worden zeer gedetailleerd beschreven. Te vaak echter worden gevechtstechnieken (met welluidende namen als Bruisende Regenboog en Acht Inktvisarmen) opgesomd zonder dat we echt weten wat die techniek nu precies inhoudt. Dat is jammer (we kunnen wel onze verbeelding gebruiken, maar toch), zeker als de techniek die tot de genadeslag leidt niet wordt uitgelegd. In de tweede helft van het boek rijst gaandeweg ook de vraag of de auteur woorden, zinnen of zelfs passages of personages had kunnen/moeten schrappen of op zijn minst bondiger formuleren. Morosinotto heeft de neiging om heel veel (te veel?) te willen vertellen, om bijvoorbeeld in drie zinnen te zeggen wat in één rake zin zou kunnen. Dat zou de snedigheid van het verhaal zeker ten goede komen. Minder is vaak meer, niet?

In tegenstelling tot zijn vorige boeken worden deze keer geen grafische elementen als verhaalelement gebruikt. Die hadden hier wel een meerwaarde kunnen zijn. We hadden héél graag een glimp van het befaamde Magische Boek met de gevechtstechnieken willen opvangen of een uitbeelding van een van die technieken willen zien. En een kaart (bijvoorbeeld in de schutbladen) om ons in Kanton, Macau of de Chinese zee te oriënteren was handig geweest.

Rest de vraag of dit boek nu drie of vier sterren verdient. Laat ons een compromis voorstellen en er drie dikke sterren van maken.