Chi en Wawa
Twee kleine hondjes, Chi en Wawa, worden enorm verwend door hun baasje. Telkens ze op stap gaan, mogen ze in een grote mooie tas. Op een keertje wordt de mooie tas meegenomen door een andere dame en komen de hondjes in een vreemd huis terecht. Daar ontmoeten ze een grote poes. Eerst zijn Chi en Wawa bang voor zo een groot dier, maar al snel maakt de angst plaats voor verveling. De grote poes doet alleen maar haar zin, of de twee hondjes het nu leuk vinden of niet. Gelukkig komt hun baasje net op tijd om hun op te halen. De grote poes is best wel verdrietig dat Chi en Wawa moeten vertrekken. Maar voor ze naar huis gaan, spelen ze nog heel leuk samen.
Een boek over baas zijn en samen spelen, zonder dat het thema echt beleefd wordt. De twee hondjes worden eerst afgeschilderd als twee verwende en verwaande wezentjes, die alles krijgen wat ze willen. Je hebt er niet meteen sympathie voor. Wanneer ze dan terechtkomen in een vreemd huis waar een bazige poes leeft, denk je bijna 'net goed'! Maar het verhaal draait anders uit en het is de poes die de 'slechterik' is. Het einde is wat goedkoop: de poes die in tranen uitbarst omdat haar speelkameraadjes moeten vertrekken en de hondjes die dan beslissen om nog even gezellig samen te spelen. Hoewel het verhaal op zich anders verloopt dan verwacht, is de tekst alles behalve verrassend. De tekst is statisch en nooit echt boeiend. De illustraties zijn kleurrijk en volstaan om het hele verhaal te kunnen volgen.