Arthur ontmaskerd

Hij leek minder op een god dan ik had verwacht. Een stevige, grofgebouwde man met een dikke nek en een vlezig gezicht. Zijn kortgeschoren zwarte haar werd aan de voorkant dunner en zijn schedel glansde van het zweet in het licht van het vuur. Zijn ogen waren klein en donker, diepgelegen en met een slaperige blik, maar ze konden plotseling sluw en alert worden, of jongensachtig twinkelen van plezier. Ik vermoedde dat ze gemakkelijk konden vernauwen van woede. (p. 33) Aan het woord is Gwyna, een meisje van een jaar of tien en ze heeft het hier over de befaamde koning Arthur in wiens gevolg ze een tijdlang meetrekt. Philip Reeve geeft in ‘Arthur ontmaskerd’ een eigenzinnige visie op de Arthurstof en laat op overtuigende manier zien dat de waarheid over de ‘koning voor eens en altijd’ nog lang niet achterhaald is en dat dit wellicht ook nooit zal gebeuren. De roman is opgevat als een ik-verhaal waarin Gwyna vertelt hoe ze bij de verhalenverteller Myrddin (dat is de Welshe variant van Merlijn) in dienst komt en op welke manier ze wordt geïntroduceerd in de ruige wereld van Arthur, de aanvoerder van een troep onbehouwen vechtersbazen. Ze komt terecht in een macho-milieu vol opportunisme, machtsmisbruik en bedrog. De Arthur waarmee Gwyna de lezer laat kennismaken, is niet de dappere Brits-Keltische krijger die erin slaagt om de opmars van de Angelsaksische invallers een hele tijd tegen te houden nadat de Romeinen zich hebben teruggetrokken uit Brittannië. En hij is al helemaal niet de hoofse vorst, omringd door de ridders van de Ronde Tafel zoals hij in de middeleeuwse ridderromans gestalte heeft gekregen. Via Myrddin maakt Gwyna kennis met de macht van het woord; ze ziet hoe haar meester door zijn verhalen als het ware de hele mythevorming rond Arthur laat ontstaan en kanaliseert. Keer op keer merkt ze hoe gemakkelijk mensen zich een rad voor de ogen laten draaien. Met hetzelfde gemak waarmee Myrddin Arthur kan laten doorgaan voor een leider met haast goddelijke krachten, slaagt hij erin om iedereen te laten geloven dat Gwyna een jongen is, waardoor ze als knechtje van de bard ongehinderd kan meereizen in Arthurs gezelschap. Doordat Gwyna de hele tijd aan het woord is en haar wedervaren levendig vertelt, switchend van de onvoltooid tegenwoordige tijd naar de verleden tijd, wordt het orale karakter van het verhaal versterkt. De lezer krijgt als het ware het gevoel dat hij zelf naar een verhalenverteller aan het luisteren is. Hier en daar overschrijdt de vertelinstantie wel zijn/haar bevoegdheid; af en toe brengt Gwyna immers verslag uit over dingen die ze onmogelijk kan weten. Auteur Philip Reeve maakt van verschillende verhalentradities gebruik om zo een eigen interpretatie aan de Arthurstof te geven: Cei die in de middeleeuwse ridderromans de rol van de nijdige spotter toebedeeld krijgt, is in deze roman een nobele figuur, wat veel dichter aanleunt tegen de vroege Welshe Arthurtraditie. De vrouwe van het meer die Arthur op spectaculaire manier zijn magische zwaard Excalibur schenkt en dat bij zijn dood ook terugneemt (bekend vanuit ondermeer Mallory’s Morte d’Arthur) krijgt hier eveneens een plaats, maar wordt ontdaan van alle mysterie en magie. Ook het verhaal van Peredur (Perceval in de Oud-Franse traditie) wordt opgenomen en er is zelfs een graal te bekennen, maar alle bekende motieven worden steeds vanuit een heel aparte invalshoek bekeken. Centraal staat de idee dat helden maakbaar zijn en dat heel veel van de Arthurtraditie het resultaat is van steeds doorgegeven verhalen, die tijdens de overlevering almaar aangedikt worden en een heel eigen leven gaan leiden. Strikt genomen is dat inderdaad het wezen van de Arthurstof. De versie van Philip Reeve is bijgevolg niet minder geloofwaardig dan de Arthurromans die Chrétien de Troyes in de twaalfde eeuw schreef. De Engelse titel van het boek ‘Here lies Arthur’ geeft veel beter dan de vertaling ‘Arthur ontmaskerd’ de essentie van deze boodschap weer. De letterlijke vertaling verwijst naar Arthurs (mogelijke) begraafplaats in Glastonbury: ‘Hier ligt Arthur’. Maar de zin betekent evengoed: ‘Hier liegt Arthur’. Ook deze roman is een zoveelste versie van een nog steeds groeiende en levendige legende over een schimmige, al dan niet historische figuur uit een al even wazige historische periode.