Arabische sprookjes

Arabische sprookjes zijn in de mode. Eind 2017 verschenen twee nieuwe selecties uit de verhalen van Duizend-en-één-nacht, bewerkt door Ed Franck en Imme Dros. In deze bundel vertelt Rodaan Al Galidi sprookjes uit zijn geboorteland Irak.

De locatie is vreemd voor Nederlandstalige lezers, maar de motieven, emoties en situaties zijn universeel herkenbaar. De bundel bevat meerdere fabels, die niet wezenlijk verschillen van die van De La Fontaine, al komen er naast mieren en ezels ook schorpioenen in voor. Sousan is een vreemde naam, maar dat ze niet snapt dat jongens haar lelijke dingen naroepen, kan elk westers kind begrijpen, net als het gegeven dat haar oma een verhaal vertelt om haar gerust te stellen. Of neem Sindibad, die niet graag naar school gaat en de wijde wereld in trekt om een schat te vinden. Van een wijze man leert hij een belangrijke les: "Wie zoekt, zal vinden, maar vaker nog ligt wat je zoekt onder je voeten." Dergelijk lessen over de strijd tussen hart en verstand, de kracht van het gebed, ware vriendschap, hoe belangrijk het is je eigenheid te bewaren, over tevredenheid en strengheid worden erg expliciet verwoord, in elk geval duidelijker dan in de meeste hedendaagse westerse sprookjes.

Behalve deze duidelijke lessen en de exotische locaties plaatst ook de bloemrijke stijl de verhalen in de Arabische traditie: "Niet alle steden zijn zo mooi als Aleppo. De balkons staan er vol bloemen, de luiken lijken wel vlinders, …" Die stijl vindt een fraaie tegenhanger in de knipsels van Geertje Aalders. Haar collages van ragfijn uitgeknipte figuren in uitbundige kleuren doen denken aan oosterse Arabesken.

Dergelijke boeken kunnen een belangrijke rol spelen in de ontmoeting tussen culturen. Het is zoals de auteur schrijft in zijn woord vooraf: "Sprookjes zijn de beste reizigers en de succesvolste migranten die ooit op onze prachtige planeet hebben bestaan."