Alle kinderen

Een ABC van gemene versjes

26 scènes over buitenbeentjes, domoren, pechvogels. Één voor elke letter van het alfabet. Met telkens een versje van maar twee lijnen volgens een vast stramien: regel 1 geeft de situatie waarin alle kinderen zich bevinden, regel 2 gaat over het kind dat uit de boot valt. De naam van dat kind begint met de desbetreffende letter van het alfabet, en wat hem overkomt rijmt op zijn naam. Bijvoorbeeld bij de letter C: “Alle kinderen slaan op de vlucht. Behalve Camilla, die ontmoet een gorilla.” De illustraties geven heel geanimeerd en humoristisch het gebeuren weer.

Gemene versjes zijn het inderdaad wel. Zelfs wanneer een kind de verschrikkelijkste dingen overkomt: door het ijs zakken, gegrepen worden door een boa of in een afgrond storten, kijken de andere kinderen niet op of om. Ook de tekst geeft geen enkele blijk van medelijden, gortdroog is de beschrijving van het onheil. En juist dat maakt dit boek zo aantrekkelijk uiteraard. Ver van zeemzoete kindertoestanden, gewoon beenhard. Het is aan de lezer om uit te maken of hij dit grappig vindt, of ongehoord. Het laatste kan aanleiding geven tot een gesprek over wat kan en niet kan, maar gewoon genieten van al het stoute mag ook. De vertaling is wellicht een uitdaging geweest, binnen het strakke stramien. Lida Dijkstra is daar behoorlijk goed in geslaagd, alleen heeft ze af en toe toch wel haar toevlucht moeten nemen tot ongebruikelijke namen: Ger, Jort, Quint.