De kinderen van het Achtste Woud

Dit boek verscheen voor het eerst in 1977, werd vele malen herdrukt; dit is de 12e druk. Els Pelgrom kreeg voor dit boek de Gouden Griffel in 1978, ze schijnt trouwens een abonnement te hebben op die prijs want ze kreeg hem later nog twee keer. Het verhaal speelt zich af in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog. Noortje en haar pa hebben onderdak gevonden in een boerderij op de Veluwe, bij strenggelovige, warmhartige mensen die in de hongerwinter niemand wat te eten weigeren en die nog een ander gezin bestaande uit vier kibbelende volwassenen en een aan tbc lijdende verzetsstrijder onderdak bieden. Het gezin zelf bestaat uit vader en moeder, Evert, een jaar ouder dan Noortje, Zus, een mongooltje van een jaar of zeven en kleine Gerrit van vijf. Er is ook nog de knecht Henk. In het bos zitten dan nog joodse mensen ondergedoken (cfr. de titel), die door de boeren in het diepste geheim van eten worden voorzien. Als daar een baby wordt geboren, zullen ze die ook nog in de boerderij opnemen, want door haar gehuil zou ze de rest van het gezin kunnen verraden. Het leven was toen wel erg anders dan nu. Eten was zeldzaam, je was dankbaar om elke hap. Het was heel koud die winter, er moest flink gewerkt worden op de boerderij, ook door de kinderen, en dat allemaal met veel te veel mensen op een kluitje.Veel praten en uitleg was er niet bij. Dat dat allemaal geen lachertje was, verstopt Els Pelgrom niet, maar zeuren is er ook niet bij. Je nam gewoon alles zoals het kwam, veel verwachten deed je niet, en wat gebeuren moest, dat gebeurde. Zo worden de joodse mensen op zeker moment opgepakt. De boeren zijn even erg geschrokken en verslagen, maar dan dient het volgende probleem zich aan en gaat het leven voort. In dit boek gebeurt heel wat, maar niets wordt voorgesteld als wereldschokkend. Zo ging dat toen nu eenmaal. Els Pelgrom is erg goed in met weinig woorden veel zeggen. Ze weet een heel mini-universum te creëren, met trefzekere beschrijvingen (je ziet de boerderij en de omgeving glashelder voor je) en korte krachtige dialogen. Je leert de personages eerder kennen door wat ze doen dan door wat ze zeggen of voelen, dat moet je zelf maar invullen. Deze manier van schrijven zet de lezer enorm aan het werk: de fantasie wordt zo geprikkeld dat je niet anders kunt dan jezelf in de omstandigheden van die oorlogswinter plaatsen. Je vraagt je af hoe jij je zou gedragen hebben, wat jouw reacties zouden geweest zijn. Dit vind ik een enorme prestatie die maar weinig schrijvers gegeven is. Dit realiseren voor kinderen, in begrijpelijke eenvoudige taal, is helemaal een uitzondering.