De Gestolen Prinses

An woont met haar zus bij haar tante in Mechelen. De ouders van de meisjes zijn bij een verkeersongeval omgekomen. Els heeft twee maanden lang in een coma gelegen en houdt er een hersenletsel aan over. Tante Leen zorgt als een moeder voor haar beide nichtjes. An gaat vaak op woensdagmiddag naar het stadhuis waar haar tante werkt. Daar ziet ze een groot, kleurrijk schilderij met vele personages. In het midden troont een dame in het zwart met wit kapje, Margareta van Oostenrijk. Naast haar zit haar jonge neef Karel met drie zussen. Op de voorgrond links bevinden zich een poppenspeler en een trommelaar. An herkent in prinses Isabella op het bankje haar eigen zus Els. Zoals tante Leen voor haar nichtjes zorgt, zo was Margareta van Oostenrijk, tweemaal weduwe en kinderloos, aan het Mechelse hof een goede moeder voor de kinderen van haar overleden broer Filips de Schone. Thuis doorbladert An samen met haar zus Historia-albums met de vele portretten van deze Habsburgse familie. Ze gaat helemaal op in de geschiedenis en trekt een parallel tussen het lot van prinses Isabella (Elisabeth) en het leven van haar zus Els. Maximiliaan van Oostenrijk zorgt ervoor dat al zijn kleindochters huwen met een koning. Zo trouwt Isabella op veertienjarige leeftijd met Christiaan II, Koning van Denemarken, Noorwegen en Zweden. Het loopt niet goed af met deze prinses. Haar echtgenoot, ooit koning van drie landen, wordt door zijn oom van de troon verjaagd. Christiaan krijgt tijdelijk onderdak bij Margareta in Mechelen, later in Lier. Isabella zal jong sterven. Omdat de zieke Els niet tot bij het schilderij kan komen, snijdt haar zus An op een dag prinses Isabella uit het schilderij. Thuis verbergt ze het stuk linnen op zolder en laat het af en toe zien aan haar zieke zus. Els sterft na een hersenbloeding. De schrijfster hangt het hele verhaal op aan ‘Poppenspel aan het Hof van Margareta van Oostenrijk’, het schilderij van Willem Geets (nu in het Hof van Busleyden). Ze heeft een groot inlevingsvermogen en vermengt op een ingenieuze wijze het lot van een Mechelse familie met het wel en wee van de Habsburgse weeskinderen. Er wordt ook uitgewijd over Christiaan II, de tragische vorst van Denemarken. Brigitte Raskin schreef hierover al uitvoerig in ‘Hartenheer. Een koningsverhaal.’ (2001) Enige omslachtigheid is de schrijfster niet vreemd. Soms komt ze al te nadrukkelijk tussenbeide in het verhaal. Bv. “Familiebanden zijn vaak om tureluurs van te worden en als je denkt begrepen te hebben hoe het met de een zit, ben je weer vergeten hoe het met de ander zat.” (p. 32) Dit leerrijke historische verhaal is opgenomen in een kijkboek met illustraties, een stamboom en kaartjes. In het deeltje ‘Op museumbezoek’ krijgen we een overzicht van schilderijen met Habsburgse prinsesjes en prinsen. Warm aanbevolen aan alle leraren geschiedenis en hun leergierige leerlingen. Een must voor de inwoners van Mechelen en Lier.