Wintervlinders

Een prinsesje is bang van de grote mensenwereld, ze sluit zich op in "een toren van wolkenwitte steen". Een schuwe schildpad is haar enige gezelschap. Als het winter wordt, dwarrelen er ontelbare witte wintervlinders naar beneden. Na enige tijd voelt ze zich eenzaam en zoekt ze contact met de buitenwereld. Ze kleurt vlinders, knipt ze uit en gooit ze naar de mensen. De mensen roepen hun prinses om naar beneden te komen, maar zij is veel te bedeesd. Als het lente wordt, landt er een vlinder op haar vensterbank. Op zijn vleugels staat de beginzin van een verhaal geschreven. En er volgen er nog. Maar om het laatste woord te vinden moet ze naar buiten. Ze is nieuwsgierig en verlaat haar toren ... daar vindt ze de vlinderjongen. Nu is de prinses nooit meer alleen.
Een sprookje met veel symboliek, misschien wel moeilijk te begrijpen voor veel kleuters. Nochtans is het erg poëtisch geschreven en de paginagrote illustraties roepen herinneringen op aan oude sprookjesboeken.