Wij zijn even naar de verte
Een dertigtal beeldgedichten bevat deze bundel, over uiteenlopende onderwerpen. Het uitgangspunt zijn de stenen die Tineke Meirink opraapte en bewerkte tot taferelen. Erik van Os schreef er gedichten bij, of zoals de backcover het veel poëtischer omschrijft: “Erik van Os omarmde haar vondsten met woorden.”
Het resultaat van deze samenwerking keigoed noemen, zou een te voor de hand liggende woordspeling zijn, laten we dit maar ronduit een pareltje noemen. Vooreerst omwille van de beelden: de collages van stenen ogen heel aantrekkelijk, de kleine toevoegingen van gezichten, snavels, poten, ramen of wat dan ook brengen de keien tot leven, de achtergronden van verweerd papier, hout, een lei of een blikje bieden een perfect kader voor elk tafereel. Bovendien staat dit heel dicht bij kinderen, er zijn er zoveel die stenen verzamelen en wiens fantasie hen er allerlei dingen in laat zien. Deze bundel is een ode aan die fantasie. De pasteltinten en sobere opmaak stralen rust uit.
En dan die teksten: dat ritme, dat rijm, dat spelen met taal, die humor, die warmte! Zelfs een vers van niet meer dan vier korte lijntjes, met als titel “Warme gedachte”, is voldoende om dit te illustreren:
Aan wie ik denk
in deze kou?
Aan niemand, jas.
Alleen aan jou.
Deze bundel tovert permanent een grote glimlach op je gezicht en laat je met het laatste gedicht ‘Verte in zicht’ volkomen ontroerd achter. De cirkel wordt daarbij mooi rond gemaakt: in het titelgedicht refereert verte naar andere werelddelen, het slotgedicht roept de geborgenheid op die je ervaart in de armen van je vader en van waaruit je veilig vertes ver weg of dichtbij kan gaan ontdekken. De onderwerpen zijn heel divers: over pakketjes, regen, de tandarts, verjaardagsfeestjes, tot een nonsensgedicht à la Blauwbilgorgel van Cees Buddingh. Het spaarzaam omgaan met woorden, evenals het sobere beeld, geven deze bundel een kracht die klein en groot niet onberoerd kan laten.