Wie klopt daar?

De delftse schotels op de binnenflap doen vermoeden dat hetgeen in dit boek verteld wordt lang geleden gebeurde. Tussen de delftse schotels staat een kort overzicht van wat er in het verleden over Sinterklaas is geschreven en gezegd. In al die verschillende verhalen is er één constante: de 'goedheiligman' doet al jaren het goede en 'iedereen is blij als hij komt'. Of dat in deze versie van Bart Moeyaert ook zo is, zal de lezer moeten uitmaken. Het gebeurde dus ook lang geleden in een ijskoude winter. Alles was bevroren, de mensen leden honger. Het was bovendien gevaarlijk glad op de weg, karren en paarden belandden in de gracht. Eén paard, Moos genaamd, kon niet meer opstaan. De boer riep de slager, die kwam aangesneld want ook hij had honger. Moos was echter erg mager en de slager zag dat er voor hem niet veel te verwachten viel. De boer beweerde trouwens dat zijn kinderen ook honger leden en leek niet geneigd om gul te zijn. De slager hielp de kar met het paardenvlees duwen tot op de boerderij. Daar merkte hij dat de drie boerenzonen zeer wel doorvoed waren. De boer had echter een snood plan in zijn hoofd. Hij gaf zijn zonen elk een stuk van het vlees, zogenaamd voor de slager. Maar de slager zag een veel betere prooi in de weldoorvoede boerenzonen. En dan belanden we in de versie van de pekelton die je kent. Maar met Bart Moeyaert is het natuurlijk lichtjes anders. De slechte boer krijgt net op tijd gewetenswroeging en belet de slager om iets heel ergs te doen.   Van altijd het goede doen is in dit verhaal geen sprake. En ja, de zonen zijn blij als ze thuis bij de warme kachel zitten maar dat is enkel omdat ze niet weten wat hun vader van plan was. De drie dochters van de hoedenmaker die "proberen geld of eten te verdienen door vriendelijk en leuk te zijn" treden drie keer op en spelen ook een niet te onderschatten rol in de ontknoping. Er valt voor de lezer heel wat tussen de regels te lezen in dit verhaal dat zich leent tot allerlei speculaties. De robuuste en expressieve prenten van Gerda Dendooven passen perfect bij de inhoud. En waar is de Sint dan in deze parodie? In het geluid van de wind die met de luiken speelt misschien? Blijft verder de vraag voor welke leeftijd dit verhaal bedoeld is. In elk geval niet voor kinderen die nog in de Sint geloven