Vos en Haas en de bosbaas

In dit veertiende boek van Vos en Haas, krijgen onze vrienden wel met heel veel dieren te maken. Eerst puffen ze van de hitte maar dan komt Ever diep uit het bos waar heel veel water en modder is. Vos denkt dat hij de zee ziet. Haas weet beter, het is een meer. Maar hoe komt het dat het meer stijgt en er altijd meer bos overstroomt? Onze vrienden beseffen dat de toestand ernstig is en houden crisisberaad. Aan het overleg nemen behalve Uil, Vos, Haas en Ever ook Ping Ping en Ping Wing en Jak Hals, de jakhals deel. Zij lijken uit het niets te komen. (Later komen er nog piratten en een bever bij.) Die jakhals ziet er een onbetrouwbaar sujet uit. Maar ze raken het niet eens en besluiten Rob te bellen. Die komt hen halen met zijn boot. Hij brengt zijn Meermin mee in een badkuip en hij leert hen een dijk te maken om het water tegen te houden. Na een hoop trammelant ontdekken ze de oorzaak van de overstroming: een bever. En Vos en Haas, die zijn samen de baas van het bos, want ze hebben elk een s aan het eind van hun naam net als bij bos.
Er zitten in dit verhaal teveel personages die voortdurend ruziemaken en het verhaal nodeloos rekken. Bovendien zijn de woordspelingen en de grapjes vaak boven de hoofden van de kinderen, bv. op p. 76: "Jak Hals: kleine en grote Kraken". Op p. 51 zucht de Meermin: "O, wat min ik het meer!", waarop Rob antwoordt: "En ik plus de zee!" Het West-Vlaams van Bever is leuk voor volwassenen, maar beginnende lezers snappen dat niet: "Hoedendag, we haan ..." Op p. 112 wordt wel even uitgelegd hoe Bever het bedoelt. Sommige woorden worden groot en vet gedrukt maar het is niet duidelijk waarom. De illustraties van Thé Tjong-Khing zijn zoals altijd knap. Ik heb echter sterk de indruk dat er sleet op de verhalen zit. Misschien eens uit een ander vaatje tappen?