Straks wordt Beertje nat

Dit boek bundelt 133 gedichten van kinderen, tieners en jonge volwassenen (van 8 tot 29 jaar) over pesten en onverdraagzaamheid. Dat thema werd ruim opgevat: geweld, pesterijen, uitgesloten worden in de vriendenkring, in het gezin en in de ruimere samenleving, tot oorlog toe. Ook de positieve zijde van de medaille komt aan bod: het streven naar vrede, verzoening en vriendschap. Uit het voorwoord blijkt dat de opzet van deze uitgave veeleer van pedagogische dan van literaire aard is. De mensen van Jeugd en Poëzie kozen uit de talloze inzendingen voor hun jaarlijkse internationale wedstrijd die teksten die als aanknopingspunt voor (h)erkenning en verwerking van pijnlijke ervaringen geschikt zijn. Toch werd daarnaast ook een poëtisch criterium gehanteerd. De gedichten moeten “sterk klinken” om de lezer aan te spreken. Heel wat (maar uiteraard niet alle) jonge pennen blijken te beschikken over vaardigheid in beeldspraak en functioneel aanwenden van vormkenmerken (zoals ongewone schikking), over gevoel voor ritme en klank, suggestiviteit en andere poëtische stijlmiddelen. Op veel bladzijden laaien felle emoties op. Begrijpelijk gezien het onderwerp en de nagestreefde herkenbaarheid voor de lezertjes. Schrijnende ervaringen worden soms met koortsige beeldendrang of juist confronterend sec neergezet. Daarnaast stuit je in de bundel ook op knappe staaltjes van reflectie, filosofische bezinking, sobere hertaling en relativerende, soms bittere humor. Deze teksten scoren meestal op het poëtische vlak het hoogst. Sober en gebald is vaak het meest aangrijpend: “harde / woorden / slaan / deuren / dicht // de vaas / blijft / ongelijmd // enkel / de hypotheek / kleeft” (Griet Vandemeulebroucke, 17 jaar). Dat onverdraagzaamheid geen privilege is van gehaaide slechteriken mag blijken uit enkele teksten waarin ootmoedig de eigen zwakke kantjes belicht worden (“terwijl […] / al mijn slechte ideeën // over jou // triomfantelijk / vooruit marcheren” p. 47) of waarin gepeild wordt naar de diepere motieven van de kwetsende tegenpartij (“maar eigenlijk / wil hij mij / niet kwijt”, p. 53; “het masker op je gezicht knelt”, p. 109). In het laatste hoofdstukje komen hoopvolle vooruitzichten aan bod. Mooi om mee af te sluiten: “Hoe jij aarzelend / naar de loopbrug // van mijn verleden / kwam en hoe ik / haar langzaam / voor jou neerhaalde”, p. 149. Niet alleen de variatie in thema, toon, gezichtspunt en stijl, maar ook de jeugdige vormgeving en vooral de vele kleurige illustraties van Saskia Vanderheyden zorgen ervoor dat dit geen sombere bundel werd. Op enkele uitzonderingen na sluiten de foto’s en collages van de jonge illustratrice qua sfeer en connotaties goed aan bij de verzen. Wel jammer dat het boek door de erg kinderlijke kaft (en wellicht ook door de titel) een deel van zijn potentiële lezerspubliek (de 12-plussers) dreigt te mislopen. Met een uitgave voor een ruime leeftijdsgroep (in dit geval van pakweg 9 tot 15) kamp je natuurlijk altijd met dat probleem.