Paardengek

Jenny is bijna twaalf en moet zes weken van de zomervakantie doorbrengen bij haar oom en tante, die een manege hebben. Een meisjesdroom voor velen, een nachtmerrie voor Jenny, die een hekel heeft aan paardrijden. Tante Inge heeft een paardengezicht, haar oom vindt ze een knorpot, haar nicht een geit en haar neefje een softie. Jenny vindt het vreselijk op het Kummelhof, ze kan het met niemand vinden en is er erg ongelukkig. Dat ze absoluut niet op een paard wil zitten, maakt ze van het begin af aan duidelijk. Tante Inge hoopte nog van haar een kampioene in het paardrijden te maken. Maar haar neefje Nils is eigenlijk wel lief, en oom Robert kookt heel lekker. Als tante Inge valt en in de gips moet, verandert alles op het Kummelhof: iedereen moet helpen en Jenny wordt de hulpkok van oom Robert. Hij blijkt toch wel best mee te vallen en er een geheime hobby op na te houden, waar Jenny ook dol op is: schilderen. Jenny wordt twaalf, zonder haar ouders, maar ze krijgt een schildersezel van oom Robert en voor ze het beseft zijn de zes weken om. Ze begon zich er net thuis te voelen! ‘Paardengek’ is een mengeling van dialogen en enkele dagboekfragmenten. ”Lief, idioot dagboek, Mama denkt dat ze me met zulke cadeautjes kan troosten. Maar ze heeft het mis! Ik ben heel kwaad … Je bent stom! Jawel! Je woedende Jenny.” Het verhaal is op zich niet erg spectaculair maar het leest vlot en nodigt uit tot verder lezen. Er bestaan wellicht honderden paardenverhalen maar weinig anti-paardenverhalen voor meisjes. In dit opzicht is het wel een origineel boek. Als lezer leef je enorm mee met het hoofdpersonage: je begint haar nicht Karola ook te haten en het paardengebit van tante Inge wordt aanschouwelijk. Af en toe wordt het boek opgefleurd met kleine, onopvallende maar soms grappige potloodtekeningen. Een verhaal waar vooral prille, opstandige tieners van zullen genieten!