Mol en de zonsopgang

Mol zag de zon nog nooit opkomen, maar op een ochtend leidt Muis hem heel voorzichtig naar de rand van het meer. Onderweg voelt Mol de klamme nevel in zijn vacht, hoort hij de blaadjes knisperen onder zijn voeten en snuift hij de lucht op. Bij het meer zitten ook Eekhoorn, Konijn en Mus. Ze beschrijven de opkomende zon als een zachte dooier van een ei. Wanneer hij helemaal aan de hemel staat, lijkt hij wel een openbrekend ei in een pan, gloeiend heet en glinsterend. Nog hoger ziet hij eruit als een glanzende gouden knoop die door zijn warmte alle donderwolken doet smelten. Al deze vergelijkingen koppelt Mol aan zijn vertrouwde wereld. Nergens wordt het vermeld maar de beschrijving van de omzichtige wijze waarop de dieren met Mol omgaan en de sfeervolle illustraties die dat ondersteunen, laten vermoeden dat Mol met zijn kleine zwarte oogjes nauwelijks kan zien. Mol die in zijn verbeelding de zon ziet opgaan, krijgt daardoor iets vertederends moois.