Maia droomt elke nacht. In die dromen reist ze naar verre landen op de rug van een adelaar samen met haar hondje Baron. Vandaag vliegen ze naar een land waar reusachtige olifanten en tijgers leven (India dus). "In dat land heerst vrede tussen de mensen en deze edele dieren". Ze maken kennis met de witte olifant Jaingboe die hen vertelt over andere zeldzaamheden in zijn land, zoals de rode robijn. Hij stelt hen voor aan zijn vriendin, de Bengaalse tijger Darika. Darika vertelt over de Bodhiboom, de heilige boom van haar land. Met de adelaar vliegt ze naar een rots waarin robijnen fonkelen (je ziet ze ook op de prent fonkelen). Die stenen kunnen spreken. Een sterrobijn vertelt hoe hij ontstaan is uit een vulkaanuitbarsting. Mensen dragen een robijn als een teken van liefde. Maia mag de sterrobijn meenemen. Wanneer ze 's morgens gewekt wordt, begrijpt ze dat ze het allemaal gedroomd heeft. Maar wat doet die rode robijn dan in haar hand?
Dit boek valt vooral op door de mooie illustraties. Het verhaal zelf is mij iets te zweverig. Voor liefhebbers van new age en antroposofie.