Maar ik wil dansen

Dit is het verhaal van Doone, een kleine jongen die ernaar verlangt om te mogen dansen, net als zijn zus. Hij is een ongewenst kind, dat opgroeit in een gezin waarin de moeder enkel maar aandacht heeft voor de danseducatie van haar dochter. Doone is de jongste: hij krijgt weinig of geen aandacht, en wordt in feite opgevoed door de knecht die helpt in de winkel van zijn vader. Om niet in de weg te lopen, moet hij met zijn zus mee naar de balletles, waar hij in de gang moet wachten. Daar begint zijn grote liefde voor dans en muziek. Doone is erg begaafd, maar niemand in de familie heeft daar enig besef van. Gelukkig zijn er in zijn omgeving altijd mensen die zijn talent onderkennen en die hem de liefde en de aanmoediging geven die hem thuis niet gegund is. Dankzij deze mensen en zijn grote doorzettingsvermogen bereikt hij wat hij het liefst wil: balletdanser worden. Het boek verscheen voor het eerst in 1984, en wordt nog regelmatig herdrukt. Het schetst een onroerend portret van een gevoelig en artistiek kind, dat door zijn jaloerse zus en een onverschillige moeder ontmoedigd wordt, dat belachelijk gemaakt wordt voor zijn ‘onmannelijke’ interesses, ja er zelfs voor geslagen wordt. De taal is zeer toegankelijk. Bovendien is de auteur erin geslaagd de personages tot leven te wekken. Dat geldt niet alleen voor de vier protagonisten, maar ook voor alle nevenpersonages, en dat zijn er heel wat. Het gaat over veel meer dan alleen maar ballet: talent, vriendschap, doorzettingsvermogen, kortzichtigheid, familierelaties, verwaarlozing, jaloezie, ... Door het inleidende hoofdstuk weet je al vanaf het begin dat het goed zal aflopen. En toch, voor je het weet, word je meegesleurd in al de kommer en kwel die over Doone worden uitgestort en leef je met hem mee. Rumer Godden overleed in 1997 op negentigjarige leeftijd. De setting van het boek is een wereld zoals wij die vandaag niet meer kennen. Maar de thematiek is van alle tijden, waardoor dit boek steeds opnieuw jonge lezers kan bekoren.