Maar een meisje
Als kleuter al wil Charlotte uitbreken uit het keurslijf waar ze als meisje in gedwongen wordt. Maar dat is quasi onmogelijk in de jaren '50. Haar moeder bezweert haar lief te zijn en haar kleren niet vies te maken, haar broer stuurt haar “lieve meisjesdingen doen”, haar vader stuurt haar naar de mulo (meer uitgebreid lager onderwijs) terwijl ze met de hoogste score op de schooltoets in haar zesde leerjaar naar om het even welk voortgezet onderwijs kan. Zodra ze trouwt met haar Jozef moet ze stoppen met werken op de katholieke kleuterschool. En wanneer ze een nieuw archiveringssysteem uitwerkt op haar volgende job, is het haar baas die met de pluimen gaat lopen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Charlotte op een bepaald moment volledig instort.
Het is ongetwijfeld bijzonder interessant voor jongeren vandaag te lezen hoe beklemmend de opvoeding van meisjes in de tweede helft van de vorige eeuw nog was. Wenkbrauwen zullen gefronst worden bij zinnen als: “Je bent getrouwd, je kunt niet langer hier werken. Je moet je wijden aan je verplichtingen tegenover je echtgenoot.”, bij woorden als “loslopend teefje” en het seksistische gedrag dat van de bladzijden spat. Met wat Javaans bloed in de aderen heeft Charlotte bovendien ook nog af te rekenen met scheldwoorden als “poepchinees” of “chocoprinses”. Maar het had misschien allemaal iets subtieler gemogen. Niet alleen start de auteur met een inleiding over de situatie van de vrouw na de Tweede Wereldoorlog, op bijna elk van de vierhonderd bladzijden lijkt de ongelijke behandeling van meisjes en vrouwen aan bod te komen, zodat een gevoel van oververzadiging je bekruipt. In de laatste zeventig bladzijden gaat Charlotte eronder door en belandt ze in de psychiatrie, maar ook het schrijven lijkt te ontsporen. Charlotte vertelt haar zesjarige dochter zelfbedachte sprookjes, in een taal die onverstaanbaar is voor het kind: “Haar besliste mond in haar met as bevlekte gezicht maakt Adam blij.” “Een uitgetreden priester, roomser dan de paus en niet gediend van het nomadische gelanterfant van onze Afri-Assepoetser en haar Afri-Adam.”
Tot slot zouden ook titel en cover aantrekkelijker kunnen.