Kinderen van de Leeuwendochter

Het verhaal speelt zich ongeveer vijftienduizend jaar geleden af in Europa bij de oceaan. Ank-Thi de Leeuwendochter, kleindochter van Taktil, is de nieuwe stammoeder van de landmensen. Ze zijn verhuisd en wonen al vele jaren bij de Robbenstam. De landmensen trekken over de bergen en jagen op paarden, elanden en oerossen. De mannen van de Robbenstam jagen op het strand en in het moeras. Ze leren elkaar de technieken om voedsel te vinden. Ank-Thi, gehuwd met de jager To-Mbo, is de moeder van de rosharige tweeling Ba-Xhi en Ba-Xho. Wanneer er twee jonge jagers sterven, krijgt de tweeling de schuld. Vooral Isj, lid van de Robbenstam, is hun vijandig gezind. De tweeling, meegelokt door de monsterman van een vijandige stam, wordt door hem op een eiland gevangen gehouden. De twee meisjes kunnen ontsnappen. Ze verzorgen hun gewonde stamleden. Ze blijken dus wonderkinderen te zijn en geen ongeluksbrengers. Het door hen getemde paardje Abi wordt vanaf dan als een nuttig dier beschouwd. Net zoals het vorig deel is ook dit boek een spannend verhaal over het harde bestaan in de prehistorie. Schoemans verzint allerlei namen voor zijn personages en bootst hun taal na door ‘uh’-kreetjes.