Dit boekje behoort tot een reeks KIJK-boekjes voor peuters. Er kwamen in deze reeks al bloemen, vlinders en beestjes aan bod. In dit kartonboekje maak je kennis met alle soorten vogels. De keuze die gemaakt wordt, is niet ideaal voor het jonge publiek. Je leert standvogels (mus, roodborstje, kraai, ...), nachtvogels (uil) en watervogels (eend, pinguïn, ...) kennen. Ook vreemde vogels komen aan bod (flamingo, pelikaan, kolibrie). Sommige vogels zijn onbekend voor peuters, zoals troepiaal en ossenpikker. Jammer dat de zwaluw niet aan bod komt. De tekst is beknopt en bestaat telkens uit vier korte zinnen. Deze zijn in rijmvorm geschreven. Vermits dit boekje een vertaling is, klinkt het rijm geforceerd. Om het rijm te doen kloppen, worden er soms ongebruikelijke, moeilijke woorden gebruikt, zoals gekwinkeleer en flippervleugels. In de tekst wordt getracht om een weetje te verwerken. De flamingo wordt niet roze geboren, maar krijgt die kleur door de kleur die in zijn eten zit. De struisvogel is de allergrootste en rent het snelst. Een pinguïn is een vogel die niet kan vliegen. De papegaai kan praten en de pelikaan verzamelt vis in zijn snavel. Het boekje heeft een handig vierkant formaat met afgeronde hoeken, zodat de peuter zich niet pijn kan doen. De felle kleuren maken het kartonboekje aantrekkelijk. De illustraties zijn druk. Er wordt bij elke vogel geprobeerd om de sfeer waarin hij leeft correct te illustreren. Een leuk boekje, maar de tekst had voor mij zonder rijm gemogen.