Jouw hand in mijn hand

Veertien gedichten telt dit boekje. Ze verschillen sterk van mekaar, niet alleen in lengte (van vier regels tot wel vier bladzijden) en in onderwerp (spelen, doodgaan, op reis, liefde) maar ook in stijl (van aftelrijmpje tot poëtische gedachte) en moeilijkheidsgraad. Soms spreekt een volwassene tot het kind: “dat weet ik zeker, kind, / iemand die jij de liefste vindt. / Die is ’t.” Elders is een kind aan het woord: “Maar zie je mij? / Bloot en blij? / De regen is / een vriend van mij!” Het gedicht 'Echte liefde' is niet meer dan een woordspeling die alleen door de volwassen voorlezer eventueel te smaken valt (echte liefde moet “van twee kanten komen”, dus trouwt de tante met twee mannen). Het slotvers 'Welterusten' is dan weer heel kinderlijk. Enkele gedichten zijn heel leuk en origineel. Dat over de roep van de grutto bijvoorbeeld. Roept die nu vrolijk “grutto” of klaagt zij “o grut o grut o grut”? Of dat van de zon die een vlinder aan een onzichtbaar touwtje uit een struik trekt. Andere teksten blijven erg vlak. Je glijdt er overheen en bent ze al vergeten als je aan het eindpunt belandt. Beslist een zeer ongelijk geheel. De heel leuke kleurenprenten van Willemien Min maken dan weer veel goed. Zij kunnen vier/vijfjarigen zeker bekoren en hun fantasie stimuleren.