Dit boek is opgevat als een open-atelierroute. Zeven Nederlandse illustratoren openen de deuren van hun studio voor de creatieve lezer. In een interview lichten ze toe hoe ze te werk gaan en wat ze goed kunnen of graag tekenen. Alex de Wolf vertelt over grappige dieren, Bas Blankevoort leert je van dichtbij te kijken, Wouter Tulp heeft het over karikaturen, Georgien Overwater houdt van ongewone en grappige situaties, Alice Hoogstad werkt met verschillende materialen, Thé Tjong-Khing bouwt dan weer een geheel eigen wereld op en Barbara Stok houdt het bij strips. Ze hebben allemaal hun eigen tekenstijl en een eigen manier van werken. Eén ding hebben ze gemeen: ze werken allemaal met inkt.
Op de gladde bladzijden vind je foto's van de illustrator en het materiaal, maar slechts heel weinig illustraties. Elke tekenaar geeft een opdracht aan de lezer, zoals het experimenteren met verschillende tekenmaterialen, een affiche maken of een 'gedachtenwandeling' tekenen. Ondanks wat de ondertitel belooft, zal echter niemand dankzij dit boek een tekentalent worden. De opdrachten worden niet stap voor stap begeleid, je krijgt maar weinig tips, bijna geen voorbeelden en je wordt niet echt gestimuleerd om zelf aan de slag te gaan. Hier en daar krijg je wat informatie over materiaal en materiaalkeuze of een stukje geschiedenis. Het boek is wat aan zijn doelstelling - het inspireren van de lezer om zelf een (betere) tekenaar te worden - voorbij gegaan.