Ik ben Vincent en ik ben niet bang

In dit boek is Vincent aan het woord. Al vanaf de eerste pagina weet je dat hij anders is, anders maar vooral bang. En dat staat toch in contrast met de titel ... Het begin van het boek is een fragment uit het verhaal. Meteen daarna keren we zeven dagen terug en krijgen we een duidelijker beeld van Vincent. Hij wordt gepest op school en houdt dit voor iedereen verborgen. Alleen Charlotte, de oppas, is ietwat op de hoogte. Zijn ouders mogen niets weten, want dan laten ze hem weer onderzoeken door een psycholoog of moet hij weer in therapie. Hij vindt dit niet nodig, het helpt toch niet. Vincent heeft zelf een strategie ontwikkeld om te overleven op school. Hij heeft daar zijn vluchtroutes en uitvluchten voor. Omdat Vincent nooit kan voorspellen wat hem nu weer voor pesterijen te wachten staan, verdiept hij zich in het 'SAS Survival Handboek'. Hij  kent het helemaal van buiten. Aan het eind van elk hoofdstuk krijg je een fragment uit het handboek en de gelijkenissen met de gebeurtenissen uit zijn eigen leven zijn opmerkelijk. Voor Vincent is naar school gaan letterlijk overleven ... Gaandeweg besef je dat Vincent echt een vreemde jongen is. In zijn eenzaamheid vindt hij troost bij vier imaginaire, sprekende dieren: tor, veulen, eekhoorn en worm. Zij staan hem regelmatig bij met goede raad, maar ook zij laten hem af en toe in de steek. Het woord ‘autisme’ zal al vlug in je gedachten spoken, maar de auteur kleeft gelukkig geen etiketten en benoemt zijn anders-zijn niet. Als het schoolkamp eraan komt, zit Vincent helemaal in zak en as. Hoe moet hij dit overleven? De pesters gaan hem zeker te grazen nemen en hij is bang dat zijn survivalgids hem niet veel zal helpen. Een paar dagen voor het kamp begint, komt er een nieuw meisje in de klas, Jasmijn, aka ‘De Jas’. Zij is een stoere meid met een grote mond. Wonder boven wonder neemt De Jas het voor hem op, tot grote ergernis van de pesters. Zij laat hem inzien dat hij moet praten en zich verzetten. Dit moment komt er pas als ze samen weglopen van het kamp en de nacht doorbrengen in het bos. Eindelijk vindt Vincent de woorden en de moed om te vertellen wie zijn pesters zijn en wat hij al heeft moeten doorstaan. Vincent noemt zichzelf nu Vince, dat klinkt veel stoerder. En ... hij is niet meer bang.

Al bij al komt het tot een happy end. Het verhaal leest, ondanks de zware problematiek, zeer vlot en gemakkelijk. Voor gepeste kinderen (en hopelijk ook de pesters) zal het zeer herkenbaar overkomen. Jammer genoeg zal het niet voor elk kind zo ‘gemakkelijk’ opgelost worden. Niet iedereen komt zo een sterke bondgenoot tegen als De Jas, niet elk kind vindt een uitweg. Daardoor wordt het (als volwassen lezer) wat ongeloofwaardig. Hoe komt het dat Vincents ouders, die zo overbezorgd zijn, dit niet zien? Toch blijft het een goed opgebouwd verhaal, met sterk uitgewerkte personages en doordat het in de ik-vorm geschreven is, ervaar je moeiteloos de emoties van Vincent.