Het spionnenhandboek

Avontuurlijk aangelegde, ondernemende kinderen zullen aan dit ‘Spionnenhandboek’ vele uren, ja dagen plezier beleven. Stap voor stap worden zij ingewijd in de vele technieken en vaardigheden die een spion onder de knie moet krijgen. Want spioneren is een veelzijdige bezigheid. Je moet een betrouwbaar spionagenetwerk opzetten en boodschappen en voorwerpen ongezien aan anderen doorspelen, maar ook je onherkenbaar vermommen, vaardig zijn in schaduwen, observeren en afluisteren, en in het verzamelen van betrouwbare informatie. Vanzelfsprekend komen daar de aloude onzichtbare inkt en allerlei geheime codes bij te pas, maar ook ingewikkelder toestanden à la Enigma. Je hebt ook een flinke dosis psychologisch inzicht nodig om dingen te weten te komen van anderen. Als je goed kan luisteren vertrouwen de mensen je vlugger wat toe. Je kan ook leren lichaamstaal te ‘lezen’ en te ‘beheersen’. Zo kan je zelfs een leugendetector te slim af zijn. Je moet ook oppassen dat je je informatiebronnen kritisch selecteert. Niet alle sites op het web zijn even betrouwbaar, bijvoorbeeld. Heel wat van die weetjes en vaardigheden komen de lezer natuurlijk ook van pas in zijn gewone leven. Dat is mooi meegenomen. De enthousiaste, levendige uiteenzettingen en raadgevingen lezen als een trein. Echt grappig zijn de passages waar de auteur met een laconieke opmerking onverwachts zijn eigen theorie relativeert of ergens een heel nuchtere bedenking aan vastknoopt. Bijvoorbeeld dat je er bij een langdurige ‘observatieoperatie’ best voor zorgt dat er een wc in de buurt is en dat je wat te knabbelen hebt. Ook aan de wat stoutere proefjes zullen de jonge lezers veel (lees- en uitprobeer)plezier beleven: afluisteren via verwarmingsbuizen en andere infrastructuur, valse dagboeken laten rondslingeren, of, nog leuker, een onzichtbare brief schrijven met urine en hem in de oven opwarmen om de tekst weer te voorschijn te toveren… De meeste technieken en trucs blijven onschuldig. Mensen afluisteren en telefonisch controleren of er iemand thuis is, wordt al wat linker. Ronduit gevaarlijk wordt het als een kind iemand gaat volgen die een bus of trein neemt, of stukjes spiegelglas in z’n zonnebril gaat plakken. Weliswaar sluit de auteur de opleiding tot spion af met de bezorgde goede raad “Wees altijd heel, heel, heel erg voorzichtig als je op pad gaat! Je zou niet de eerste spion zijn die in het harnas sterft. Dat is wel het laatste wat ik iemand toewens, zeker iemand als jij, die zo aardig geweest is om mijn boekje te kopen.” , maar legt de jonge lezer wel de link tussen die wijze woorden en het avontuurlijke ‘schaduwen’ van ettelijke bladzijden terug? Ook de woordenschat (van de vertaler) gaat af en toe de pet van een tienjarige (9+ zegt de achterflap zelfs) te boven: defensief ingestelde persoon (p. 73), een scala aan (p. 75), subtiel (p. 78), een allrounder (p. 96), inventiviteit (p. 135),… Naast die mankementjes vond mijn kritische oog ook nog een paar druk- en taalfoutjes, maar daartegenover staat zoveel leuks dat ik dit keer geneigd ben om heel vergevensgezind over mijn hart te strijken. Dit is echt een geweldig boekje, waaraan je, jong of oud, veel plezier kan beleven, zeker als je een en ander gaat uitproberen, maar ook als je ’t alleen maar ‘ter informatie’ leest. Het is zo lekker ondeugend en grappig. En toch ook informatief. Op zijn eigen, alternatieve manier. De cover is zeer uitnodigend. De illustraties en zelfs het lettertype passen perfect in de sfeer. Als de ‘handboeken’ op school allemaal zo interessant, leuk en stimulerend waren, zou niemand nog ooit willen afstuderen…