Het Rijk van Heen en Weer

Omdat Fup te laat thuiskomt en geen stoel meer te pakken krijgt aan tafel, wordt hij naar de kinderboerderij gestuurd, een soort strafkamp waar kinderen bijvoorbeeld ‘s ochtends spijkers moeten krom slaan om ze ‘s avonds weer recht te slaan. Fup wordt er al snel maatjes met het weesmeisje Lusje en samen met haar wint hij op de kerstloterij een enkele reis naar Onland. En dat is de start van een lange reeks omzwervingen. Het weinige geld dat ze op zak hebben, raken ze in Grensland kwijt om zich de nodige papieren aan te schaffen. Nadien vallen ze in een afgrond, waar een stroompje hen bij de zee en de het vrachtschip van Weeman en Nekkerkamp brengt. Ze monsteren aan en zorgen aan boord voor eten en het bijhouden van het logboek. Samen met de vracht rijden ze mee naar de geheime basis van professor K die hen als proefkonijnen de ruimte in stuurt. En zo gaat het onverminderd door. De reis van Fup en Lusje lijkt een eindeloze droom, waarin realiteit en logica zijn weggevallen, en het ene beeld moeiteloos overvloeit in het andere. Absurditeit voert er de boventoon. Er zit dan ook geen hoogtepunt in het verhaal, het is een stroom van gebeurtenissen naast elkaar die zich afspelen in een onbestemde omgeving en tijd. De personages zijn niet erg uitgewerkt, wat hen overkomt is belangrijker. De stijl is meeslepend, vooral door de absurde humor. De illustraties doen aan Joke van Leeuwen denken, zowel in stijl als in onderwerp: niet alleen beelden van de personages en de omgeving, maar ook briefjes, plannetjes, etc. Het boek werd geschreven op inititaief van het Museum van Communicatie in Den Haag, naar aanleiding van de tentoonstelling 'Het Rijk van Heen en Weer', maar daar wordt verder geen informatie over gegeven.