Het punt met mij is dat ik alles kan

Het punt met mij…' is in meer dan één opzicht een ongewoon boek. Proza en poëzie wisselen mekaar af. In de zes prozafragmenten – van één tot hooguit drie bladzijden lang – voert Jan een gesprek met het plastic geluksdraakje Fu, dat hij van zijn opa gekregen heeft. Opa was zijn beste vriend. Maar nu is hij verdwenen en Jan mist hem heel erg. Wat er precies aan de hand is, wordt niet geëxpliciteerd maar wel subtiel gesuggereerd. Wellicht vindt Jan de rauwe werkelijkheid nog te pijnlijk om ze te benoemen. De jongen schrijft zijn herinneringen aan opa neer in gedichten. Meer dan dertig zijn het er, typische Gerlach-gedichten: meeslepend ritmisch, met veel enjambementen, onnadrukkelijk maar toch onmiskenbaar rijmend. “Als ik over mijn opa schrijf, gaat het vanzelf rijmen,” zegt Jan. In de gedichten vloeien werkelijkheid en fantasie voortdurend in mekaar over, net zoals in de avonturen die Jan en opa samen beleefden. Ik ben een beetje gek, dat weet iedereen, zegt Jan ergens terloops. Maar zijn ouwe opa doet beslist niet voor hem onder. Jan is een jongetje dat zacht praat, vechten haat, wel eens gepest wordt. Als hij “zenuwachtig wordt”, begint zijn lichaam automatisch te dansen. ’s Nachts verandert hij in een soort Superman die terecht kan zeggen: “Het punt met mij is dat ik alles kan.” Maar overdag jaagt zelfs een oude Drakenbloedboom hem angst aan (“Eigenlijk ben ik een schijterd”), zeker als opa er een ‘Verhaal’ bij verzint. Opa zet alle radertjes van zijn fantasie aan het draaien en bedenkt een spectaculair ritueel om Jan op een waardige manier over zijn angst heen te helpen. Samen gaan ze ’s nachts de “zevenkoppige draak” verslaan. Voor de buitenwereld vermommen ze het avontuur als een nachtelijk vispartijtje. Terwijl Jan een bezwerende dans uitvoert, gaat opa de draak te lijf met zijn zeven vislijnen. Even dreigt het mis te gaan, maar als Jan de oude man te hulp schiet, wordt het monster verslagen. Zo in een notendop gestopt lijkt dit boek een makkelijke hap, maar dat is het allerminst. De lezer krijgt haast niets ondubbelzinnig op zijn bord geserveerd. De hoofdmoot wordt slechts gesuggereerd, er moet nog de vinger op worden gelegd, er dient gepuzzeld en geïnterpreteerd te worden om er vat op te krijgen. Dat vraagt inspanning, vaardigheid en enige belezenheid. Wie vertrouwd is met 'The Neverending Story' (de angsten, de pesterijen, de geluksdraak, het belang van fantasie en verhalen, de waarde van vriendschap), start met voorsprong. Wie de symbolische lading van de vier elementen (aarde, lucht, vuur, water) herkent, haalt net ietsje meer uit het tweede hoofdstuk. Wie de Drakenbloedboom (Dracaena Draco) kent of er info over gaat opzoeken, bekijkt het derde hoofdstuk met een andere bril. Wie de verwijzing naar het sterrenbeeld Draco oppikt, ziet het hele verhaal in een wijder perspectief. De zwart-wittekeningen van Charlotte Vonk maken het geheel luchtiger en sturen tegelijk de interpretatie: knap werk. Dit is beslist een prachtig boek. Literair ook, met een grote L. Heel waardevol voor 10- plussers die het aankunnen. Een klein beetje begeleiding door een leesvaardige volwassene (leerkracht, ouder, oma of – misschien nog wel het liefst - opa) is wellicht aangewezen. Ook voor die assistent valt er veel leesplezier te rapen.