Het moet over liefde gaan

Op een schemerige lenteochtend schrikt Ingemar wakker van een mysterieuze stem die hem zegt dat hij een schrijver is. Zo begint dit intrigerende verhaal over een verlegen jongen van zeventien, vol twijfels, die besluit dat zijn verhaal over liefde moet gaan en dat hij er stof voor moet opdoen. De homoseksuele leraar Dimitri begeleidt hem in zijn schrijven en het mooie meisje Yvonne is zijn inspiratiebron. Hij wordt haar biograaf. Yvonne heeft echter één groot geheim dat ze hem niet onmiddellijk prijsgeeft. Verder is er ook haar hartsvriendin Paula, die door de intense band tussen Yvonne en Ingemar eerst wat op de achtergrond verdwijnt. Maar uiteindelijk vinden Ingemar en Paula elkaar. Door het schrijven en de nieuwe contacten ‘onderzoekt’ Ingemar op een empirische wijze de liefde. Zowel de liefde tussen mannen als die voor zijn vriendinnen. Zijn ervaringen brengen hem danig in de war. Wat in het begin nog stof opleverde voor zijn boek, doet uiteindelijk heel zijn leven wankelen, en met hem ook dat van zijn vrienden en zijn moeder. Dit gevoelige verhaal is bijzonder sterk in zijn opbouw. Je leest het in één ruk uit en gaandeweg schrik je ervan hoe zo’n rustig begin zodanig kan escaleren. Om tenslotte te eindigen in een bevredigende afronding waar mooi naartoe gewerkt wordt maar die je toch nog verrast. Het beleven van de liefde wordt subtiel en taboeloos beschreven in al zijn gedaantes. De luchtige toon maakt de vaak harde realiteit draaglijk. De vorm van het hele verhaal wekt bewondering op: hoe de realiteit (Ingemars ervaringen) fictie wordt (zijn boek met de grappige titel ‘Piemeldagen’) en op zijn beurt weer realiteit. De personages zijn herkenbaar en geloofwaardig neergezet. Hoe zij evolueren en geslingerd worden van de ene emotie in de andere stuwt het verhaal naar ongekende hoogtes. Kortom, dit is, in al zijn eenvoud, een doordacht en sterk verhaal over opgroeien en over de veelzijdige liefde.