Het jungleboek van Londen

Bhajju Shyam is in 1971 geboren in het tribale Gonddorp Patangarh, in de bossen van Centraal-India. Het was nooit de bedoeling dat hij kunstenaar zou worden. Zijn moeder beschilderde de lemen muren van hun huis op traditionele wijze en hij mocht helpen. Zo raakte hij vertrouwd met Gond-kunst. Heel even ging hij naar school, maar er was geen geld genoeg om zijn studies af te maken. Daardoor moest hij op zijn zestiende het dorp verlaten en werk zoeken. Na een baantje als nachtportier kon hij in de leer bij zijn oom Jangarh Singh Shyam, de briljantste Gond-kunstenaar van zijn tijd, die ook de Gond- kunst van de muren van de dorpen naar een groter publiek heeft gebracht. Bhajju doorliep deze leerperiode met succes en algauw werd zijn werk bekend in heel India. Na zijn eerste expositie in 1998 kende hij een internationale doorbraak. Enkele jaren geleden werd hij uitgenodigd om samen met een andere Gond-kunstenaar de muren van een gerenommeerd Londens restaurant te beschilderen. Bhajju zag deze uitnodiging als een zeldzame buitenkans. Hij maakte immers deel uit van één van de armste en meest gemarginaliseerde delen van de Indiase samenleving. Veel mensen beschouwen deze stamgemeenschappen nog als ‘jungli’s’, wat wil zeggen ‘mensen zonder cultuur’. Hij bracht twee maanden in Londen door, werkte er en observeerde er meteen het Londense leven. Zoals Engelse antropologen destijds de stam van Bhajju hadden bestudeerd en beschreven, kon Bhajiu zich nu een beeld van hun vaderland vormen. Zonder bekendheid met de taal of de bagage van voorkennis zag Bhajiu Londen zoals maar weinig mensen dit kunnen zien. Het waren de originaliteit van zijn visie en het gemak waarmee hij diepzinnige observaties pleegde die Sirih Rao en Gita Wolf overtuigden zijn ervaringen in een reisverhaal te gieten. De achtergrondinformatie werd door hen in een nawoord vertaald. Reisverhaal en informatie kunnen los van elkaar gelezen woorden. In combinatie geven ze een verhelderend beeld van de evolutie die deze kunst heeft doorgemaakt naast de betekenis die Gond-kunst vandaag nog op de lemen muren van de huizen inneemt. De wijze waarop Bhajju experimenteert en zijn traditionele techniek koppelt aan de diepzinnige observaties van een voor hem nieuwe wereld, levert prachtige beelden op. De haan, die in de kunst van de Gond het symbool van de tijd is, combineerde hij met Big Ben, het Londense symbool van de tijd. Het nachtleven in een Engels café verwerkt hij in een Mahua-boom. Gonds maken alcohol van haar bloemen. Deze boom maakt de tongen los, maakt mensen vrij, net zoals cafés dat met Engelsen doen. Engelsen die worden voorgesteld als vleermuizen, niet om ze voor gek te zetten maar omdat hij ze graag ziet als wezens die ’s avonds tot leven komen. Terug thuis stroomde de taal die hij al die tijd niet had kunnen gebruiken uit zijn lichaam. Hij schilderde zichzelf niet alleen als ‘Bhujrukh’ maar werd ook geïnspireerd door wat hij had gezien. Zo werd hij de traditionele bard van de Gonds die zich al hun mythen en liederen herinnert en ze opnieuw vertelt. Dit prachtig uitgegeven boek laat zich op verschillende manieren lezen en richt zich ook tot een ruim publiek. Het is leerrijk om kunstvormen op die manier te leren kennen en te situeren. Maar vooral ook verassend confronterend om onze samenleving door de ogen van een zgn. ‘jungli’ te bekijken.