Het grote leven van kleine Fons

Al heel jong weet de kleine Fons dat er hem een bijzondere toekomst wacht. Een toekomst waarin hij heldendaden zal verrichten. Tijdens zijn kinderjaren op het kasteel leert hij paardrijden, zwaardvechten en laat hij zich inspireren door zijn grote voorbeeld: de heldhaftige ridder Franz van Winderig-Battenburg. Zodra hij zestien is, trekt hij er vastberaden maar tegen de verwachtingen van zijn ouders in, op uit om slechteriken te bestrijden. Aanvankelijk lachen de mensen hem gewoon uit. Hij is immers erg klein, blinkt niet uit in bescheidenheid en komt ongeloofwaardig over. Pas wanneer hij, dankzij zijn grootspraak, een roversbende weet te overmeesteren, lijkt daar verandering in te komen. Op zijn tocht in het Doolwoud ontmoet hij niet alleen de ijdel pratende eenhoorn en de tweehoofdige dwerg, maar ook de heks Tara. In tegenstelling tot vele andere heksen is Tara een beeldschoon meisje met spierwit haar en twee verschillend gekleurde ogen. Ze nam haar toevlucht in een hut in het Doolwoud en is niet van plan zich daar te laten verdrijven, ook niet door Fons. Hun ontmoetingen zorgen in het begin voor krachtmetingen en confrontaties waarbij ze elkaar willen verschalken. Maar langzamerhand wordt Fons overmand door twijfel en gaat hij het leven en de wijze waarop hij heldhaftig zou kunnen zijn op een andere manier bekijken.

Wie dit sprookjesachtige verhaal onbevangen en zonder voorkennis leest, zal wellicht verwonderd worden door het contrast tussen het eerder gezwollen, haast archaïsch taalgebruik tegenover de vlotte, eigentijdse uitdrukkingen. Enig opzoekwerk koppelt de namen van zowel de auteur Henri Lloyd als die van de illustrator Laurens Rawie aan de vaak bekroonde Daan Remmerts de Vries. Hij publiceerde onder dat pseudoniem ook de twee voorgaande delen nl. Flin of de verloren liefde van een eenhoorn en Prinses Nola en haar waardeloze prins. Wie vertrouwd is met zijn werk zal de spitsvondige dialogen en de humor, die zowel in de tekst als in de zwierige illustraties lichtheid brengt, verrast herkennen. De drie delen zijn zonder probleem zelfstandig te lezen maar wie ze na elkaar leest zal ongetwijfeld de samenhang voelen. De verhalen, hoe scherp en humoristisch ze ook geschreven zijn, richten zich vooral op sterke lezers. Maar ervaring toonde aan dat ze zich uitstekend lenen tot voorlezen. Begin met het eerste deel: zo kunnen luisteraars zich langzaam laten onderdompelen in een vlotte taal waarmee ze wellicht niet vertrouwd zijn, kunnen ze zich een beeld vormen van het middeleeuwse decor met eigentijdse accenten, en brengen korte reflecties verborgen diepere boodschappen naar boven. Wie weet ontstaat daardoor voor een breder leespubliek de zin om al dan niet zelfstandig verder te genieten van deze aantrekkelijke uitgave.