Het geheim van de gouden azen

'Grimpow: Het geheim der wijzen' was een avonturenboek zoals het hoort te zijn: een echte held, echte slechteriken en een hoop geheimzinnigheid tegen de achtergrond van de duistere middeleeuwen … zo lezen we ze graag. Een nieuw boek van dezelfde schrijver wordt dan ook met plezier tegemoet gezien.
Vraag: biedt 'Het geheim van de gouden azen' eenzelfde leesplezier? Antwoord: niet echt, neen.
Plaats van handeling is het mysterieuze Edinburgh, stad vol spookverhalen en legenden, waar drie tieners het Gilde van de Stripwinkel oprichten. Groot is hun consternatie wanneer Layonel Savage, een begenadigd striptekenaar en goede vriend van de drie, vermoord wordt. Al snel wordt het Gilde bijeen geroepen door de vier Meesters en krijgen ze de opdracht om samen met een vierde tiener de digitale, door Savage gecreëerde fantasiewereld te zoeken en het kwaad te vernietigen.
Wat volgt, is een stortvloed aan gevechten met bizarre, lelijke creaturen en verbale gevechten tussen de tieners. Iedereen verdenkt iedereen ervan een verrader te zijn, wat de zoektocht naar de vier azen er niet makkelijker op maakt. Wanneer Timothy, de natuurlijke leider van het groepje zich dan uit het Gilde terugtrekt, lijkt de weg naar een vervolgverhaal open, want de vele vragen die opgeworpen werden, zijn verre van beantwoord.
Als lezer word je niet goed wijs uit de vier hoofdpersonages, wier karaktertekening niet bepaald goed uitgewerkt werd. Gevolg is dat je je soms afvraagt wie wie is. Waarom er ineens een vierde tiener moet opgevoerd worden? Geen idee. Waarom de vier Meesters de kinderen vragen in de fantasiewereld op speurtocht te gaan, terwijl ze er zelf ronddwalen? Wederom, geen idee. Edinburgh is ook niet bepaald een ideetje voor een citytrip, als je afgaat op de donkere en duistere beschrijving van de stad.
Maar goed, de zweempjes van een goed avonturenverhaal zijn zeker aanwezig in dit boek, in de uitwerking schiet Ábalos echter tekort. En wat zou het godallemachtig fijn zijn als een spannend verhaal nog eens in één, wat mij betreft superdik, boek verteld zou worden. Bij al die vervolgboeken krijg ik zowat hetzelfde gevoel als bij het zoveelste zielvretende vleermuisachtige wezen in dit boek: teveel is teveel.