Exodus

We zijn in het jaar 2100. Door het veranderde klimaat zijn de ijskappen grotendeels gesmolten. De zee is gestegen, bijna al het vasteland ligt onder water. En de zee blijft stijgen. De hoofdpersoon is Mara, een vijftienjarig meisje dat woont op het eiland Wing (ter hoogte van Schotland). Ook van dit eiland blijft maar een klein, hooggelegen stukje over. De bewoners weten maar al te goed dat ook dit door de zee zal opgeslokt worden. Mara beschikt over een bol, een soort computer, waar ze mee kan surfen op de Weave, een soort cyberspace uit het verleden. Ze vindt er aanwijzingen voor het bestaan van een Nieuwe Wereld, steden in de lucht, hoog boven de zee. Ze maakt er ook kennis met Vos, een intrigerende cyberfiguur. Samen met Tain, een oude bewoner van Wing, overtuigt ze de mensen om naar zo’n stad op zoek te gaan. Ze vinden ze, maar worden weinig hartelijk ontvangen. Er is een soort muur rond de stad, de vluchtelingen moeten in hun gammele vissersboten op zee blijven. Al gauw sterven heel wat mensen van ontbering. Mara blijft niet bij de pakken zitten: ze slaagt er in binnen de muur te komen, onder de stad. Ook in deze nederwereld wonen mensen: de Boomnestelaars, die verblijven op wat er nog aan vasteland over is, en een groep verwilderde kinderen, die door de Boomnestelaars Rattenmeppers worden genoemd omdat ze leven van ratten en afval. Mara verblijft een poosje bij de Boomnestelaars, broedend op een plan om haar eigen volk en de mensen van de nederwereld te helpen. Ze vindt een oud aardrijkskundig boek en maakt eruit op dat er in Groenland nog vasteland moet zijn. Als na een raid van de politie van de Nieuwe Wereld ook een politieagente dood achterblijft, ziet ze haar kans. Met de kleren en toegangskaart van de agente raakt ze in de nieuwe stad. Het blijkt een soort virtuele wereld. Alles ziet er super uit, maar is eigenlijk nep. Bovendien overleeft de stad door het werk van vele slaven: vluchtelingen, Rattenmeppers en Boomnestelaars doen het vuile werk, de luchtmensen leven hun eigen leven en zijn zich van niets bewust. Mara piekert zich suf over een oplossing, tot ze onverwacht hulp krijgt van Vos, een luchtmens. Hij legt heel het systeem plat. Zo kan Mara ontsnappen en met behulp van de bevoorradingsschepen van de luchtmensen alle nedermensen meenemen. Ze gaan op zoek naar Groenland. Dit boek heeft een stevige, goed uitgewerkte plot. Er zijn wel een paar details die in mijn ogen echt ongeloofwaardig zijn. Zo kweken de Boomnestelaars aardappelen, ze hebben kippen en zelfs koeien, want ze eten boter. Hoe kan dit in een schemerwereld waar bijna geen licht is? Hoe de Rattenmeppers aan hun kostje komen -het zijn ook nog maar kinderen- is helemaal een raadsel. En hoe de vluchtelingen zo lang overleven zonder eten en drinken op een woeste zee, is helemaal niet te bevatten. Het verhaal is best spannend, hoewel het soms traag verloopt. Wat mij echt stoorde, is de stijl. De auteur stapelt clichés op van het soort ‘ze dwong zichzelf om...’, ’ze beet op haar lip om haar tranen te bedwingen’, ‘ze staarde voor zich uit in het donker’, ‘ze huiverde onwillekeurig’ enzovoort. Dit maakt het boek sentimenteel op een melige manier. Spijtig, want inhoudelijk weegt het zeker zwaar genoeg.