Epinona

Gallië, 18 v.C. Oma Epinona (Nona) woont met opa Boyan in het grote Loosbos. Aan haar kleinkinderen vertelt ze haar leven. Als klein meisje woonde ze in het land van de Eburonen bij het oude Eikenbos. Op de burcht bij de Taxusheuvel woonde koning Ambiorix. Nona is bevriend met Timon. Zij kent veel kruiden en kan goed overweg met de dieren. Wanneer de Atuatuken vee stelen van de Eburonen, ontstaat er oorlog tussen de twee stammen. De Atuatuken nemen Nona en haar moeder mee als slavinnen naar de Rotsburcht. Uiteindelijk belanden ze bij de smid Fergos, die hen goed behandelt. Zijn zoon Boyan wordt verliefd op Nona. Intussen dringen de Romeinen door in het Gallische gebied. Sommige stammen onderwerpen zich. De Atuatuken worden omsingeld en moeten al hun wapens inleveren. Ze komen in opstand, maar worden door de Romeinen verslagen. Nona en Boyan ontkomen. Nona keert terug naar haar dorp. Na de slag in het Schemerdal, waar anderhalf legioen onder leiding van Sabinus en Cotta wordt uitgemoord, worden de Eburonen door Caesar opgejaagd. Voor zijn vlucht verstopt Ambiorix een massa gouden munten in de grond. Nona en Boyan verbergen zich in het Moerasbos. De auteur gebruikt de ‘Gallische Oorlog’ van Julius Caesar als stramien voor zijn historisch verhaal. De muntschat van Heers, opgegraven in 1999, bevindt zich in het Gallo-Romeins museum van Tongeren. Voor de rest fantaseert Marc de Bel erop los. Hij geeft zijn personages fictieve namen: Timon, Boyan, Tamara, Agnesa, etc. zijn niet Keltisch. Sommige Kelten lopen gekleed in een Griekse peplos. Hij spreekt over één Remi. Hij laat zijn personages de hele tijd foeteren, schamperen en fezelen. In plaats van schurk of schoft gebruikt hij schurft. Een te lang uitgesponnen historisch verhaal met knappe, maar statische illustraties.