Eilanddagen

De zomervakantie komt er aan en Jakob kijkt er naar uit. Maar ... zijn moeder heeft een nieuwe vriend en plant een romantisch tripje. Jakob past niet in dat plaatje en zal zijn vakantie bij zijn papa moeten doorbrengen. Papa woont op een Grieks eiland en Jakob heeft hem al vier jaar niet meer gezien. Voor Jakob is dit een ramp: wat moet hij daar gaan doen? Zal hij zijn papa nog herkennen? En vooral: zal hij met zijn papa kunnen praten in het Grieks? De eerste dagen is Jakob koppig: hij brengt zijn dagen door op zijn kamer en leest strips in zijn bed. Hij heeft helemaal geen zin in deze vakantie en wil zelfs de moeite niet doen om het eiland te verkennen. Tot hij toevallig Michális ontmoet, een jongen van zijn leeftijd, die hij nog van vroeger kent. Al snel worden deze jongens de beste vrienden en kan Jakob toch nog genieten van zijn vakantie. Dan heb je nog Puck, het vakantieliefje van Michális van vorige zomer. Ook zij brengt haar vakantie weer door op het eiland en al snel zijn deze drie onafscheidelijk. De vriendschap vloeit over in liefde. Als lezer ben je een beetje verbijsterd als je merkt dat er tussen deze jonge kinderen een heuse driehoeksverhouding ontstaat. Ze houden alle drie evenveel van elkaar en verwoorden het ook zo: "Ik bedoel dat wij gaan nooit meer uit elkaar. Nooit meer. Dat wij zijn voor altijd met z’n drieën." (uitspraak in gebrekkig Nederlands van Michális).
Als volwassen lezer stel je je al vlug de vraag of dit voer is voor een boek voor twaalfjarigen, die vaak nog niet rijp genoeg zijn om echte liefde te kennen en relaties aan te gaan. Van de volwassen personages in het boek krijgen ze niet veel steun. Zij zijn geen voorbeeld voor hen en nemen geen verantwoordelijkheid op. Uiteindelijk kan Jakob wel bij zijn vader terecht, die hem de dingen goed kan uitleggen en de hele zaak wat kan verhelderen. Dat brengt hen ook dichter bij elkaar, wat uiteindelijk voor Jakob bijzonder belangrijk is.
De auteur schreef het boek vanuit het perspectief van Jakob, in de jij-vorm. Dat zou het als lezer gemakkelijker moeten maken om je in te leven in Jakob. Toch is dit niet zo goed gelukt. Het blijft allemaal wat afstandelijk en de jij-vorm remt het verhaal wat af. Je krijgt hierdoor wel vaak (te) lange overpeinzingen over gevoelens en impressies. Ook dit maakt dat het boek traag leest. Het eerste deel van het boek is overigens langdradig, totdat Puck op de proppen komt. Dan kan je als lezer even genieten van de vriendschap tussen de kinderen, maar als er dan een kink in de kabel komt, valt het verhaal weer stil. Je weet niet wat je ermee aan moet, maar toch wil je verder lezen omdat je wil weten hoe de verhouding van Jakob, Puck en Michális uiteindelijk afloopt. Knap is wel hoe de auteur het groeiproces van Jakob in beeld brengt: van naïef kind tot jonge adolescent.