De gluurder

Fiemka, Ton en Erik blijven een week alleen thuis. Mama moet op cursus om op haar werk promotie te kunnen maken. Ze heeft geen oplossing kunnen vinden voor de kinderen, dus werd er besloten dat ze het maar een weekje alleen moeten runnen. Mama heeft het allemaal goed geregeld. Voor elke dag zit er eten in de diepvries en oom Theo mag gebeld worden als er zich een groot probleem mocht voordoen. Het boek opent met het vertrek van mama die behoorlijk ongerust is. Ze drukt haar kinderen op het hart om zeker niemand te vertellen dat ze alleen thuis zijn. Al gauw staat er een man op straat die hun huis in de gaten houdt. Hij staat er elke dag. De kinderen worden bang en besluiten hem af te schepen. Erik en Fiemka bedenken een plan om hem uit te schakelen. Fiemka lokt hem naar een glijbaan en zorgt dat hij daar ernstig valt. De kleine Ton proberen ze op alle mogelijke manieren gerust te stellen. Uiteindelijk ontdekken de kinderen dat de gluurder de fietsenmaker is. Hij wil zich wreken voor de streek die ze met hem hebben uitgehaald. De kinderen komen in een zeer hachelijke situatie terecht. Het enige goede aan dit boek, is dat het vlot en boeiend geschreven is. Inhoudelijk zit het niet goed. Het wemelt van de onlogische, vergezochte situaties en plotwendingen. De kunst om het ondenkbare zo te schrijven dat het aannemelijk wordt, bezit de schrijfster (nog) niet. De personages (vooral de moeder) kunnen niet overtuigen. De tekeningen in het boek dragen niet echt iets bij. Een enkele tekening springt er uit omdat de compositie sterk is, maar over ‘t algemeen zijn ook de tekeningen zwak.