De doemspreuk trilogie

Met 'De Doemspreuk Trilogie' kom je terecht in een fantasiewereld van heksen, tovenaars en magie. In het eerste boek worden Robin en haar broertje Erik door de heks Dracuena ontvoerd naar Itrea, een paradijselijke wereld geschapen door tovenaars om er de heks naar te verbannen en door haar omgevormd tot een gruwelijk oord van ijs en leed. Het zijn buitengewone kinderen, die beschikken over magische gaven zoals vliegen, van vorm veranderen, spreuken formuleren of vernietigen. In een magische strijd slaagt Robin erin de heks te verslaan met de hulp van tovenaar Larpskendaya. Het tweede deel van de trilogie speelt zich dan weer af op onze planeet. De magische krachten van alle kinderen ter wereld komen nu tot uiting. Ze hebben hun krachten nodig, want de heksen van de planeet Öol zijn woedend om het verlies van hun zuster, de machtige heks Dracuena. Het zijn zeer kwaadaardige creaturen, die kinderen ontvoeren omwille van het beetje toverkracht dat ze hebben. De heksen zetten die kinderen in in hun strijd tegen de tovenaars. Ze willen wraak en vallen de aarde aan. Het wordt een wanhopige slag waarbij alle kinderen van de wereld betrokken raken. Opnieuw wordt de strijd gewonnen door Robin dankzij een late interventie van Larpskendaya. In het laatste deel komen alle werelden samen in een immense oorlog tussen heksen en tovenaars die de mensheid willen beschermen. Opnieuw zijn Robin en enkele andere bijzondere kinderen erbij betrokken. Gridda’s, opgeleid en gekweekt door hoge heksen om oorlog te voeren tegen tovenaars, zijn uit hun krachten gegroeid en eens losgelaten heeft niemand ze nog in de hand. Tovenaars en heksen moeten hun krachten bundelen. Ze blijken dezelfde oorsprong te hebben en alles komt goed in een onwaarschijnlijke verzoening en een plotse vrede na duizenden jaren strijd. Een boek dat absoluut niet weet te boeien. Het begin is goed voor een horrorfilm, maar daarna gaat het verhaal geheel de mist in en is het, zelfs rekening houdend met het genre, erg onwaarschijnlijk. Gebeurtenissen en personages worden onvoldoende in een context geplaatst. De personages zijn niet consistent en er zijn tegenstrijdigheden, zo komen Robin (12 jaar!) en Erik soms zeer volwassen over, vooral in hetgeen ze zeggen, maar ze worden dan weer beschreven als echte kinderen. De beschrijving van de heks is origineel, maar haar beweegredenen zijn geruime tijd onduidelijk en Robin is wel erg snel ingeburgerd en vertrouwd met haar magische krachten, eens ze op Itrea is. De tekst zit vol clichés en herhalingen, zoals Erik die ‘geen idee’ heeft van hoe hij zijn toverkracht gebruikt. Sommige creaturen zijn nieuw, maar voor een fantasyverhaal zijn er toch erg weinig originele elementen. Je krijgt 700 bladzijden saaie lectuur voorgeschoteld. Gezien de fouten in de tekst (bij voorbeeld op p. 201 en 245 waar een stuk tekst op verkeerde plaats geherformuleerd herhaald wordt) heeft blijkbaar niemand de moeite genomen het boek en de vertaling in zijn geheel na te lezen. Het patroon van de drie delen wordt al snel herkenbaar: heksen, tovenarij, spreuken, kinderen, wezens die geïntroduceerd worden in het verhaal zonder veel uitleg alsof iedereen ze kent. Spreuken leiden een soort eigen leven en zijn gepersonaliseerd. Vliegen lijkt de belangrijkste eigenschap te zijn als je kunt toveren – er worden ongelooflijke afstanden afgelegd tussen planeten en er wordt met onmogelijke getallen gegoocheld, qua tijd en afstand, aantallen levende wezens en dergelijke. Het einde is altijd een strijd (hebben we dat al niet eens gehad?): tegen Dracuena op Itrea in het eerste boek, tegen haar zuster Heebra op de aarde in het tweede en tenslotte op Orin Fen tussen de Gridda’s en de heksen en tovenaars. De tovenaar Larpskendaya komt op het laatst steeds opdagen om de boel te redden, je kan het nauwelijks een climax noemen. De delen zijn ook apart verschenen, maar nu in een trilogie gebundeld.