Cecilia Ondersteboven

Cecilia Evarista Hemelsoen is de enige overblijver in Scheefdorp, een dorp dat door het smelten van de vlakbij gelegen ijsberg een eiland werd. Alle andere inwoners zijn gevlucht naar drogere plaatsen. Cecilia bleef om zo dichter te zijn bij de herinneringen aan haar overleden man Casper Carolus Praet. Meneer Praet verdronk toen hij uitgleed over een vis … Cecilia kijkt heel de dag tv, eet alleen pizza en cola en haar enige gezelschap is een familie spinnen. Cecilia wil niets liever dan samen zijn met haar man in de Hoogste Hemel. Maar hoe geraakt ze daar, en dan ook nog levend? Een stormwind neemt haar mee uit haar huis en brengt haar naar een bos met parasolbomen. Is dit de Hoogste Hemel? Cecilia ontmoet pratende bomen, een wolf met kiespijn, de oermoeder van haar spinnenfamilie en Meneer Capra, een grote steenbok. Steeds blijft CeciIia hopen dat zij haar naar haar Casper kunnen brengen.

Dit boek brengt een compleet absurd verhaal. Cecilia is een onsympathiek, verzuurd hoofdpersonage. De afbeelding op de cover toont haar met haar roze steunkousen en dikke billen. Meeleven met Cecilia vraagt doorzettingsvermogen. Geleidelijk aan raak je geboeid door het verhaal en door hoe de natuur (de bomen en de dieren) de mens ziet als gevaar (“M-dingen zijn gevaarlijk. Van bomen maken ze brandhout en van dieren stoofvlees.”). Alleen door elkaar te helpen, komen ze samen vooruit. 

Ingrid Verhelst speelt met woorden en zinnen: ‘De parasolbomen ritselen, fritselen en gritselen.’ Typisch Vlaamse woorden zoals ‘nougatbollen’ en ‘glibberaars’ geven extra kleur. Het verhaal zelf gaat soms wat traag.
De illustraties van Davien Dierick in pen en kleurpotlood passen goed bij het personage van Cecilia. Ze zijn erg aanwezig en het vraagt wat tijd om ze te leren appreciëren. Uiteindelijk worden ze sympathiek en verlang je naar meer.