Bus 26

Pieter-Jan neemt elke dag bus 26 naar school. Deze rit begint meer en meer op een nachtmerrie te lijken door de pesterijen van Zegher, een ruige kerel. Op de duur loopt Pieter-Jan dan maar het hele eind te voet naar school, maar de problemen stapelen zich op. Hij komt te laat, hij kan zich moeilijk concentreren en haalt slechte punten. De meester maakt hem voor de hele klas belachelijk en Pieter-Jan geraakt zijn vrienden kwijt. Hij verliest zijn zelfvertrouwen en ziet geen uitweg. Zijn zus heeft in de gaten dat er iets mis is en wanneer hij haar alles opbiecht, bedenkt ze een plannetje om Zegher op zijn nummer te zetten. Lien heeft wat met hem aangepapt om geen argwaan te wekken en op de volgende busrit bespuiten zij en Pieter-Jan Zeghers hoofd met tubes verf. Pieter-Jan is meteen de held en wordt weer opgenomen in zijn vroegere vriendenkring.
Het thema 'pesten' wordt hier scherp afgetekend met alle gevolgen van dien, thuis en op school. Je ziet dit duidelijk in het personage van Pieter-Jan die in een  neerwaartse spiraal van moedeloosheid en steeds minder zelfvertrouwen terecht komt. De ontknoping komt simplistisch en weinig realistisch over, nog afgezien van de vraag of revanche wel de goede oplossing is. In het werkelijke leven zou deze agressieve ontknoping opnieuw agressie bij de pester uitlokken. Weinig herkenbaar is ook de sterke verandering van imago, waarbij Pieter-Jan van een sulletje verandert in een superheld, die door iedereen bewonderd wordt.
Het verhaal heeft net iets teveel weg van een Amerikaanse televisiesoap.