Arthur en de tattoo van Wolf

Na ‘De neus van Arthur’ is er ‘Arthur en de tattoo van Wolf’. Als inleiding op het verhaal krijgt de lezer een uitgebreid geïllustreerde voorstelling van de familie Staartjes, waarvan elk lid een verre afstammeling is van een mensenras met hondentrekken. Voor wie het eerste deel gelezen heeft, vormt dit een aantrekkelijk vormgegeven opfrissing. Als lezer ben je snel weer mee in het verhaal van deze mensen die zichzelf Kluivers noemen. De meeste Kluivers willen zichzelf beschermen tegen de nieuwsgierigheid van onderzoekers. Er is de angst om onderzocht te worden in een laboratorium of om opgesloten te worden. Sommige Kluivers menen echter dat er samenwerking mogelijk moet zijn. Hun scherpe reukzin zou kunnen bijdragen tot opsporingen en omgekeerd zou de wetenschappelijke kennis van mensen hen ten goede kunnen komen. Maar zoals vaak staat hier een tegengestelde gedachte tegenover. Die wordt vertegenwoordigd door de Stormkluivers, een groepering van mensenhaters die elke toenadering tot mensen afwijst en erop uit is om soortgenoten die anders denken op alle mogelijke manieren het zwijgen op te leggen. Snel wordt duidelijk dat Arthurs vader tot de eerste groep behoort. Omdat zijn mening verschilt van deze van de Stormkluivers is hij gedwongen zich schuil te houden. Wanneer Arthur daar lucht van krijgt, besluit hij op zoek te gaan naar zijn vader om hem te waarschuwen. Zijn moeder is daar helemaal niet voor te vinden. Maar dan duikt Wolf, de vader van Arthurs zusje Gina, op. Bij de familie Staartjes heeft iedereen dezelfde moeder maar een andere vader. Vaders trekken rond en wonen nooit bij hun kinderen. Soms komen ze langs, de ene al wat meer dan de andere. Wolf nodigt hem uit om op avonturentocht te gaan en dat bezorgt Arthur meteen het juiste alibi. Eenmaal vertrokken, zal hij weglopen en naar zijn vader op zoek gaan. De poes Woefie neemt hij in zijn rugzak met zich mee. Vanaf dat moment krijgt het verhaal vaart want gaandeweg wordt steeds duidelijker dat Wolf lid is van de Stormkluivers. Zowel de poes als Arthur komen in benauwend spannende situaties terecht. Maar uiteindelijk, zoals de letters van een scrabblespel plots de juiste plek op het bord krijgen, vallen ook de puzzelstukken in Arthurs reis in elkaar en vindt hij zijn vader.

Kaat Vrancken gebruikt een heldere en tegelijk rijke taal. Aan de hand van pittige en vaak ook subtiele dialogen weet ze zowel humor als gevoel in haar verhaal te leggen. Maar om daar als lezer ten volle van te kunnen genieten moet je volgens mij over enige leeservaring beschikken.