Vliegen zonder vleugels

Dat Gerda van Erkel naast schrijfster ook psychotherapeute is, bepaalt mee haar keuze van thema’s. De jongeren die zij als hoofdpersonages opvoert, worstelen om in het reine te komen met zichzelf, hun naaste omgeving en vaak ook het bredere maatschappelijk bestel. In ‘Vliegen zonder vleugels’ moet de achttienjarige Marthe leren leven met alles wat een afschuwelijk familiedrama met zich meebrengt. Pas elf jaar na de feiten onthullen haar grootouders het geheim rond de dood van haar ouders en oudere zus. Het verhaal over het auto- ongeluk was een leugen om haar te beschermen tegen de harde waarheid. Haar broer Tibo, destijds achttien jaar, heeft hen vermoord. Hij is niet naar een ver land geëmigreerd zoals haar werd voorgehouden, maar zit zijn straf uit in de gevangenis. Marthes wereld stort in. Het beeld dat zij heeft van een leuke broer, lijkt niet te kloppen. Ook haar zelfbeeld gaat aan diggelen. Zij is de zus van een monster. De relatie met haar vriend Arne breekt zij af: hij verdient beter, ze wil hem de schande besparen. Als de onthutsing en boosheid (op Tibo uiteraard, maar ook op haar grootouders omdat zij zo lang gelogen hebben) een beetje bezonken zijn, gaat Marthe op zoek naar een verklaring voor het onbegrijpelijke gedrag van haar broer. Arne laat zich niet aan de kant schuiven en steunt haar liefdevol in haar moeizame en psychisch zware zoektocht. Marthe zoekt Tibo op in de gevangenis om van hemzelf te horen hoe het allemaal zo ver is kunnen komen. De waarheid blijkt naast zwart en wit ook vele andere kleuren te vertonen, zoals het motto vooraan in het boek al liet verstaan. Bij flarden komen ook haar eigen herinneringen boven aan vergeten ruzies in het gezin. Haar ouders konden de homoseksualiteit van Tibo niet accepteren en wilden hem dwingen om naar hun strenge normen te leven. In zijn dromen beknot en grondig vernederd, verviel de jongen in een ernstige depressie. De pillen die hij dan te slikken kreeg, wekten agressie op – een nevenverschijnsel dat in die tijd nog niet gekend was. Bij Marthe groeit het inzicht in de oorzaken die aan het drama ten grondslag lagen. Haar ‘vriendinnen’ laten haar in de steek, bij haar grootouders is zij (voorlopig) niet meer welkom en haar pas aangevatte studies lijden eronder, maar zij beslist dat zij haar teruggevonden broer een helpende hand wil reiken om na zijn vrijlating uit de kooi die de gevangenis is, te leren zijn eigen route te vliegen door het leven. Zelf heeft hij al een belangrijke stap gezet: zijn straftijd heeft hij benut om psychologie te studeren en veel te lezen. En al spreekt zij het nog niet uit, er duiken signalen op dat ook de koppigste van de grootouders haar oordeel begint bij te stellen. Naast het allesoverheersende vreselijke verleden komt er stilaan weer plaats vrij voor een leefbaar heden en verschijnt er een glimp van een hoopvolle toekomst. Zoals wel vaker bij Gerda van Erkel (bijvoorbeeld ook in ‘Mijn zoute zoen’ en ‘Een rugzak vol’), zijn de hoofdpersonages zeer levenswijze jongeren die hun gedachten welluidend, beeldrijk en poëtisch kunnen verwoorden. Soms legt de schrijfster in haar eigen bevlogenheid hen weleens een zinnetje therapeutentaal (vb. p.90), pure literatuur (vb. p.16) of boekentaal in de mond. Maar dat zal de lezer een zorg zijn. Die laat zich met (lees)plezier meevoeren op de stroom van levendige dialogen, knap verwoorde gedachten en rake observering. Haar thema’s zet Gerda van Erkel graag in de verf met een symbool, in dit geval dat van de gekwetste, gekortwiekte en later zelfs gekooide jongen die blijft hopen op een Merlijn die hem vleugels geeft. Hoe gevoelig de materie die zij aansnijdt ook is, de schrijfster weet meligheid te vermijden. Daarin is zij een kei. In het neerzetten van karakters van vlees en bloed is zij een beetje minder sterk. Arne, de begripvolle vriend-door-dik-en-dun en zijn ouders zijn haast te ideaal om waar te zijn. Idem voor Thijmen, de liefdespartner van Tibo destijds. Ook Tibo zelf verdenk je er als kritische lezer soms van extra opgepoetst te zijn voor zijn illustrerende rol in een verhaal met een boodschap. Dan zijn de grootouders toch levensechter met hun koppige vasthouden aan de strenge normen van vroeger, dat zij ondanks zichzelf toch heel langzaam laten versoepelen uit genegenheid voor hun kleinkind. Ook Marthe is authentiek geportretteerd. De vele verwarrende en soms tegenstrijdige gevoelens van woede en haat over angst, ontreddering en verdriet, tot aanvaarding, empathie en voorzichtige hoop, kleuren haar in tot een menselijk wezen waarmee je je kunt identificeren: eentje met ups en downs, met zwakke en sterke kanten, soms falend maar van goede wil. Ook het gevangenisleven wordt genuanceerd afgeschilderd: er wordt zorg gedragen voor het bewaren van menselijkheid en het openhouden van een toekomstperspectief, maar er zijn ook veel pijnlijke kanten. ‘Vliegen zonder vleugels’ is een mooi geschreven, inhoudelijk waardevol boek dat beklijft. Jammer dat het zo’n saaie, sombere kaft meekreeg. Hopelijk laten de adolescenten zich daardoor niet afschrikken.