Tien Mannen en één Muis

Tien oude joodse mannen zijn de enige overgebleven bezoekers van de grote synagoge. De andere joden zijn verhuisd. Alle tien komen ze elke ochtend en elke avond samen om te bidden. Op een dag wordt hun gebed verstoord door een muis. Muizen in de synagoge, dat kunnen ze niet hebben. Dus besluiten ze een val te zetten. De muis hoort alles en reageert op wat de mannen zeggen. Althans, dat denken zij. Terwijl zij klungelen met de muizenval gaan ze steeds meer menselijke trekjes in de muis ontdekken. ’s Anderendaags zit de muis hen, naast de dichtgeklapte val, boos aan te kijken. Omdat ze zich toch al schuldig voelden, besluiten ze de muis te laten leven. En van dan af heeft de muis een prinsenleventje: lekker eten en drinken, een bed, een muizenhuisje. De oude mannen komen al lang niet meer alleen om te bidden naar de synagoge. Op een dag weigert muis de kastdeur open te doen en twee dagen later horen de mannen heel veel piepjes. De oude mannen zijn door het dolle heen met zoveel nieuw leven: ze drinken pruimenjenever en zingen en dansen de polonaise. Maar na een poosje wordt het toch te druk in de synagoge en de mannen besluiten de muizen naar het bos te brengen. Het is een hele klus voor oude mannen om jonge muizen te vangen. Het wordt herfst en de oude mannen staren verdrietig naar de foto van hun muis; ze missen haar. En dan op een dag staat ze voor de deur van de synagoge en ze schiet recht op de kast af. "De tien oude mannen hadden alles gelaten zoals het was." Het verhaal is grappig door de droge humor en de herhalingen en de illustraties geven het een extra humoristische toets. De tien mannen worden elk getypeerd in de tekst en ze zien er op de prenten ook allemaal anders uit. De tekst is omvangrijk; het is eerder een voorleesverhaal met grote prenten dan een echt prentenboek. Maar het blijft een warm verhaal over ouderdom en het genieten van kleine dingen.