Oosterschelde windkracht 10

Het boek bestaat uit twee delen: vloed en eb. In het eerste deel leven we mee met de vrijgevochten Anne Strijen, die vaak in de clinch gaat met haar strenge vader. Stoom afblazen doet Anne op haar zeilboot. Op zo’n tocht vindt ze een kistje in het water; dat blijkt van ene meneer Brooshoofd te zijn. Anne en haar vriend Henk gaan naar de man op zoek. Wanneer maanden later het lijk van Brooshoofd wordt gevonden, valt de verdenking op Anne, intussen zwanger van Henk. Op 31 januari 1953 breekt de dijk en komt een groot stuk van Zeeland onder water te staan. Henk en Annes veertienjarige broer Piet helpen levens te redden, waarbij Piet zelf verdrinkt. De boerderij van Strijen wordt door het water weggeslagen en ook de inwonende opoe komt daarbij om. 1834 Nederlanders zullen bij deze ramp het leven laten. In een opvanghuis schenkt Anne op haar eentje het leven aan een zoon: Piet.
Dan maakt het boek een sprong van twintig jaar. Piet studeert voor burgerlijk ingenieur, met specialisatie waterbouwkunde, zoals zijn vader. Zijn zeventienjarige broer Valeer werkt in de mosselkweek. De discussie die in heel Nederland woedt over het sluiten van de Oosterschelde, wordt ook binnen het gezin gevoerd. Henk en Anne, getekend door de ramp, vinden sluiten de enige optie; Piet en Valeer pleiten voor een verhoging van de dijken, waarbij milieu en visserij gespaard blijven. Op 20 november 1974 stemt de Tweede Kamer voor het compromis van de stormstuwcaissondam: een dam met kokers die open- en dichtgedaan kunnen worden.
Het boek is een belangrijk tijdsdocument. Niet alleen over de afschuwelijke ramp die Nederland trof in 1953, maar misschien nog meer over het opkomende milieubewustzijn in de jaren zeventig, over het ontstaan van actiegroepen, over kinderen die voluit in opstand kwamen tegen het gedachtegoed van hun ouders. Dat maakt wel dat er zoveel boodschap in het boek zit, dat deze af en toe de bovenhand neemt en het verhaal wat langdradig wordt.