Mijn opa en ik en het varken Oma

Logeren bij opa is altijd een belevenis voor de ik-figuur, zijn kleindochter. Opa is bijvoorbeeld dol op pannenkoeken bakken. Hij is er zelfs verslaafd aan want als hij eenmaal begint, kan hij niet meer stoppen. Gevolg: een gigantisch pannenkoekenoverschot. Geeft niet, zegt opa, we gaan uitdelen. Ze geven aan de vogels en alle dieren die ze tegenkomen maar het duurt lang eer een kruiwagen vol pannenkoeken leeg is! Op de boerderij van de buren kan opa al zijn pannenkoeken kwijt en hij krijgt er de oplossing voor het pannenkoekenprobleem bij: een varken. Dat varken moet natuurlijk een naam hebben. Niet Bolle of Slobber maar Oma, stelt de ik-figuur voor, want: "Een oma kunnen we goed gebruiken." En zo doet het varken Oma haar intrede in het verhaal.
Het boek bestaat uit losse verhaaltjes over verschillende logeerpartijen, want bij zo'n leuke opa kom je natuurlijk graag terug. De verhalen zijn meestal grappig, soms ook heel teder. Al speelt het varken Oma een prominente rol, zoals ook de overleden oma dat doet, ze is niet in elk verhaal aanwezig. Het woord 'varken' wordt trouwens algauw taboe. "Het doet haar verdriet", zegt opa. Dus wordt de varkensstal 'de Omastal'. Opa verzint ook leuke spelletjes, hij is echt een fantastische opa. Maar zijn kleindochter doet niet voor hem onder. Als opa vraagt wat ze later worden wil, antwoordt ze: 'een neushoorn'.
Alle verhalen zijn origineel. Toch springen enkele verhalen er echt bovenuit, bijvoorbeeld 'De schootcomputer' (p. 64) "Je weet toch dat ik steeds ouder word? Op een dag is het voorbij, dan kom ik niet meer logeren." Opa wil het niet horen, maar zijn kleindochter is van mening dat je moet vooruit zien en ze komt met een oplossing: "Ik denk dat jij een computer nodig hebt. Als het zover is, bedoel ik." Het idee maakt opa verdrietig. "Maar ik had geen spijt van mijn woorden. Soms moet je een beetje streng zijn om iemand te kunnen helpen." Opa laat er geen gras over groeien; de volgende morgen heeft hij zich al een schootcomputer aangeschaft. Nu heeft hij voor niets anders meer tijd: hij speelt spelletjes en heeft zelfs facebook al ontdekt en al vijf nieuwe vrienden, allemaal opa's, gemaakt. Dus vindt zijn kleindochter het de hoogste tijd om te waarschuwen: "Dat is heel onverstandig. Misschien is die andere opa helemaal geen andere opa. Misschien is het wel een meisje dat doet alsof ze een andere opa is." De taal van de kleindochter is volwassen en heel wijs zonder geforceerd aan te voelen. Dit verhaal kan een aanzet geven om te praten over de mogelijkheden en gevaren van het internet.
Ook 'Dingendag' (p. 74) is zo'n uitschieter met heel veel mogelijkheden om op door te gaan. Opa krijgt het idee om iets terug te doen voor de dingen die we dagelijks gebruiken. Aan een stoel vraag je bijvoorbeeld: "Mag ik gaan zitten? Ja? Fijn en bedankt hoor."
Dit is een sprankelend boek om voor te lezen in een derde of vierde klas en ook heel leuk om zelf te lezen vanaf die leeftijd.