Kwakoe

Thomas komt al als baby op de suikerrietplantage Nieuw-Holland terecht. Als kind en jongere verwerft hij een wat bevoorrechte positie bij de plantagehouder. Op die manier krijgt hij de kans om te leren lezen en schrijven en wordt hij de loopjongen van de baas. In zijn kindertijd is hij het speelkameraadje van Jacob, de zoon des huizes. Maar wanneer Thomas Jacob het onderspit doet delven in het bijzijn van verschillende slaven verandert de vriendschap ineens in haat. Jacob neemt op zoveel mogelijk manieren wraak op Thomas. Ondertussen groeit er ongenoegen bij de slaven en dreigt er een opstand. Thomas wordt heen en weer geslingerd tussen zijn loyaliteit voor zijn baas, de wreedheid van Jacob en zijn positie als één van de slaven.
Er wordt een mooi en vaak zelfs aangrijpend beeld geschetst over de twijfel die Thomas voelt. Hij is de oude plantagehouder enorm dankbaar voor de kansen die hij van hem gekregen heeft en voor de genegenheid die hij af en toe voelt, maar hij is er zich tezelfdertijd heel goed van bewust dat ook voor hem de regels voor de slaven gelden als puntje bij paaltje komt.
Boeiend en vaak spannend verhaal over het leven van slaven in de plantages van Suriname. Dit boek zal zeker in de smaak vallen bij jongeren die geïnteresseerd zijn in het onderwerp slavernij.