Het Maanpaard

Een sjamaan voorspelt de stammen van West-Mongolië dat een zware natuurramp hen zal treffen. Tegen deze achtergrond redt Anga, de dochter van een West-Mongoolse jager, een sneeuwwit veulen uit de klauwen van de wolven. De schimmel heeft geen brandmerk, dus mag ze het dier, volgens de gebruiken van haar volk, houden. Ze noemt haar veulen Khan en slaagt erin zijn vertrouwen te winnen. Maar wanneer de koning van de Chaharen, de machtigste stam, op bezoek komt in hun kamp, eist zijn zoon, prins Bantje, Khan op. Met veel pijn en verdriet staat Anga haar paard af. Wanneer Khan bij Bantje vlucht en weer bij Anga terugkomt, moet ze gedwongen door haar familie het paard zelf terugbrengen. Tijdens die tocht vindt de door de sjamaan aangekondigde natuurramp plaats. Anga verliest Khan niet aan Bantje maar aan de natuur. Vanaf dat moment zijn Anga en Bantje op elkaar aangewezen en groeien ze langzaam naar elkaar toe. De schrijfster vertrekt van de bijzondere relatie tussen het meisje en haar maanpaard. De avonturen die ze meemaken, worden verrijkt met beschrijvingen van het ruige leven in de ongerepte natuur. Op die manier verkrijgt de lezer informatie over de levensstijl en de waarden van een nomadenvolk elders in de wereld in een niet nader vernoemde tijd. Deze herwerkte herdruk van een met een Zilveren Griffel bekroond verhaal uit 1963 heeft niets van zijn aantrekkingskracht en meeslependheid verloren.