Het hondje dat Nino niet had

Het hondje dat Nino niet had bestaat niet, althans niet voor mama en ook niet voor anderen, alleen voor Nino. Het hondje durft alles wat Nino niet durft: op de schoot van Oudoma zitten, uit een bootje in het diepe water springen... Ook luistert het niet-hondje van Nino mee naar de telefoontjes van papa, uit een land ver weg. "Het hondje dat Nino niet had, hield van tranen. Hij vond ze lekker. Dropwater." Op een dag verdwijnt het niet-hondje en krijgt Nino een echt hondje ... een hond die iedereen kan zien. Deze hond houdt niet van het meer en ook niet van Oudoma (net zoals Nino) en hij weet niets over papa of over telefoons uit een ver weg land. Voor Nino geeft dat niets, want dan denkt hij aan het hertje dat hij niet heeft of aan de niet-zebra of de gedachten-giraffe, de onbestaande beer en alle andere hondjes die Nino niet heeft.
Het isolement van Nino die zijn tijd enkel lijkt te verdrijven met fantasiedieren is in het hele boek duidelijk voelbaar. De eenzaamheid van het hoofdpersonage wordt in de tekst en illustraties beklemmend echt weergegeven en doet de lezer huiveren. De verlaten, eerder troosteloze landschappen geïnspireerd op het Scandinavische platteland, weerspiegelen de gevoelswereld van de kleine jongen.
Voor de illustrator Anton Van Hertbruggen vormde dit boek zijn afstudeerproject. Een aangrijpend en wondermooi boek dat smaakt naar meer.
Op de achterkant van het boek staat: vanaf 5 jaar. Weinig vijfjarigen zullen ten volle de sfeer en de diepgang van dit boek kunnen waarderen. Volwassenen daarentegen die er wel gevoelig voor zijn, kunnen proberen hun ervaring met al iets oudere kinderen te delen.