Fluit zoals je bent

In deze bundel staan 122 dierengedichten van 42 verschillende auteurs. De samensteller is Edward van de Vendel en de illustrator is Carll Cneut die eens te meer een serieuze meerwaarde geeft aan het boek. De illustraties staan op elke bladzijde, ze springen uit de bladrand of staan kriskras over de bladzijden verspreid op een crème-kleurige ondergrond. Alhoewel prominent aanwezig storen ze niet bij het lezen van de gedichten. Er is geen thematische indeling. Wel staan er tussentitels: het is altijd een regel uit een gedicht. De gedichten zijn een bonte mengeling van genres en geschikt voor kinderen vanaf zes tot twaalf jaar. Zoals dat met bloemlezingen gaat, spreekt het ene gedicht meer aan dan het andere maar er is beslist voor 'elk wat wils'. Voor jonge kinderen vond ik bijvoorbeeld het gedicht van Wim Hofman 'Vis' (p.83) heel leuk. Nadat de vis de waarschuwing voor de haak in de wind geslagen heeft gaat het zo: "ja vis/ dat komt ervan/ je ligt in de pan./ je kop is weg.: ik zie nog dat mes .../ waar is je kop?/ weet je dat niet?/ je weet het niet./ je bent dom, vis./ sis, /vis.//" Bijzonder leuk om eerste lezers mee hun gang te laten gaan! Ritmisch klinkt de ballade van (straat)hondje van Gerda Dendooven (p. 33). Het begint zo: 'Een hondje liep van hot naar her/ en dacht wat is het fijn/ om tussen al dit mensenvolk/ een hondeke te zijn./ Maar als 's avonds in een gure winternacht alle mensen naar huis zijn dan luidt het: "Het kwispelde niet meer,/ het trippelde maar voort/ en wat er van geworden is/ heeft niemand nog gehoord/ Trippel trappel trippel trappel,/ heeft niemand nog gehoord.// Iets moeilijker is bijvoorbeeld Ted van Lieshout (p.64) met: "Herten blijven op hun hoede/ ze zijn zo stil en ver, te ver/ om te zien dat ik geen kwaad wil,/ Herkennen alleen de soort,/ niet het verschil tussen/ wie van ze houdt/ en wie aast op gewei en bout." Heel bruikbaar in elke basisschool.