Een minuut eerlijkheid

‘Eén minuut eerlijikheid’ is het verhaal van Frida, een Noors tienermeisje van zeventien, dat net voor de paasvakantie te horen krijgt dat ze een oogaandoening heeft die misschien wel blindheid kan veroorzaken. In afwachting van labo-uitslagen en verdere onderzoeken, besluit Frida hals over kop om naar Firenze te reizen met een interrailticket. Waarom weet ze zelf niet goed: op zoek naar zichzelf, naar de verloren gegane liefde van haar ouders die ooit een romantische reis door Toscane maakten. Of wellicht wil ze zoveel mogelijk mooie dingen in zich opnemen vóór ze die misschien niet meer zal kunnen zien? Lang reist Frida niet alleen, in Firenze ontmoet ze Jacob, nog een jonge Noor alleen op stap. Frida wordt halsoverkop verliefd op Jacob en de twee trekken een tijd samen op. Anders dan Frida heeft haar reisgezel een welbepaald doel: als kunstfreak heeft hij de opdracht gekregen om voor een jongerentijdschrift een reeks artikeltjes te schrijven over de westerse christelijke kunst. Jacob heeft het plan opgevat om drieëndertig (de leeftijd die Jezus had toen hij aan het kruis stierf) kruisigingstaferelen onder de loep te nemen en aan de hand daarvan meteen een overzicht van de verschillende opeenvolgende kunststromingen te geven. Frida is maar al te graag bereid om als testpubliek te dienen. Frida’s verhaal over haar oogperikelen, haar impulsieve reis naar het zuiden, de hevige verliefdheid die ze voelt voor Jacob en de onzekerheid die daarmee gepaard gaat omdat ze niet weet of ook Jacob iets voor haar voelt; dit alles vormt eigenlijk een raamvertelling. Het eigenlijke onderwerp van deze roman is de westerse cultuurgeschiedenis en dan meer bepaald de betekenis van kruisigingstaferelen. Het is een onderwerp dat de kans biedt om het bijvoorbeeld uitgebreid te hebben over het passieverhaal, de verschillende evangelies en de rijke symboliek die in de schilderijen verwerkt is. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan vormelijke aspecten van de besproken kunstwerken zoals compositie, kleurgebruik en perspectiefwerking. De lezer volgt Jacob en Frida op hun culturele tocht doorheen Europa, van Firenze tot Parijs, van Giotto tot Picasso. Niet alle drieëndertig schilderijen zien ze ‘in levende lijve’. Over een aantal vertelt Jacob tussen het reizen door, aan de hand van kleurkopies die hij in een map heeft verzameld. Alle behandelde werken zijn eveneens in kleur opgenomen in het boek. Beide verhaalniveaus raken elkaar ook inhoudelijk. Volgens Jacob is de eenzaamheid van Jezus aan het kruis en zijn ultieme vraag waarom God hem verlaten heeft, het grote moment van de waarheid, de echt grote minuut eerlijkheid (p. 246). Maar eigenlijk is ‘één minuut eerlijkheid’ Frida’s uitvinding. Ze heeft vastgesteld dat iedereen, zijzelf incluis, zich te pletter liegt in het dagdagelijkse leven. Daarom heeft ze zich voorgenomen om één keer in de twee weken een minuut lang volslagen eerlijk te zijn. De hele reis die ze onderneemt, kan worden gelezen als een tocht om in het reine te komen met zichzelf. Maar uiteindelijk duurt het toch tot het einde van het boek vooraleer Frida echt eerlijk met zichzelf kan zijn en haar verwardheid en onzekerheid onder ogen durft te zien. Met dit boek wil Bjorn Sortland ondermeer de kennis van jongeren over bijbelse en daarmee samenhangend, cultuurhistorische onderwerpen bijspijkeren op een toegankelijke en boeiende manier. Jonge mensen hebben inderdaad de grootste moeite om de christelijke kunst nog te kunnen plaatsen en te interpreteren; het is een probleem dat vele lesgevers wel zullen herkennen. Dat een negentienjarige ‘kunstnerd’ de schoolmeester van dienst is en zijn directe publiek een verliefde en verwarde tiener, zal de aantrekkelijkheid van deze roman inderdaad ten goede komen. Sortland leverde een verdienstelijke poging om een gat in de markt te dichten, maar het resultaat is toch niet onverdeeld positief te noemen. De raamvertelling vertoont nogal wat onlogische elementen. Het lijkt bijvoorbeeld onwaarschijnlijk dat Frida’s moeder totaal niet op de hoogte lijkt te zijn van de schoolvakanties van haar dochter. Frida meldt zich ziek op school enkele dagen vóór het begin van de paasvakantie en vertrekt richting zuiden zonder dat haar moeder daar tegenin gaat. Ook het verhaalmotief rond de oogkwaal overtuigt niet echt en wordt niet altijd even goed geïntegreerd in het verhaal. Zo blijkt aan het einde van de roman dat Frida de medicijnen die ze moet indruppelen systematisch verkeerd heeft gebruikt waardoor de ontsteking een kritiek stadium heeft bereikt. Daar is in de loop van het verhaal echter slechts sporadisch iets van te merken. Het motief wordt wel gebruikt om spanning in de roman te brengen. Via verschillende flashforwards met paniekerige ziekenhuistoestanden weet de lezer al van bij het begin dat Frida’s gezondheidsproblemen inderdaad acuut worden. Wat betreft de cultuurhistorische rode draad valt op dat Sortland zijn best doet om zijn onderwerp in hippe termen aan te brengen (Giotto is bijvoorbeeld Mr. Incredible (p.134)) en het groot aantal personages op Vasari’s kruisigingstafereel wordt omschreven als "een voetbalelftal van vrouwen en mannen" (p.149), maar inhoudelijk blijft de informatie vaak toch beperkt en daardoor soms ook weinig accuraat. Ik denk bijvoorbeeld aan de karige en eenzijdige uitleg over de betekenis van zon en maan bij kruisigingstaferelen (p.214) of aan de wat onduidelijke commentaar over de iconografie rond Mozes en de uittocht uit Egypte (en vooral dan het verband met het Nieuwe Testament) in de Collegiatakerk in San Gimignano (p.198 e.v.). Ondanks deze punten van kritiek is deze roman toch een origineel antwoord op de reële lacunes in de culturele bagage van vele jongeren. En misschien laten een aantal onder hen zich wel, net als Frida, meeslepen door Jacobs enthousiasme.