Echt heel grote vragen over geloof

Wanneer je dit boek voor de eerste keer ziet, denk je dat het de bedoeling heeft om echt heel grote vragen over geloof te beantwoorden. Ook de inleiding stelt dat je als inwoner van de planeet aarde verschillende vormen van religie die je rond je ziet moet kunnen begrijpen. Dit boek zou hier een hulp bij zijn. Wanneer je echter begint te lezen, zou je denken dat dit boek eerder tot doel heeft om kinderen kritisch te leren denken. Dit lijkt geen probleem, ware het niet dat “geloven” en “denken” twee bijna tegenovergestelde begrippen zijn. Om te denken heb je immers rationele argumenten nodig en die zijn in een geloof weinig te vinden. Het boek herhaalt vaak dat we zelf moeten blijven nadenken, niks zomaar mogen aan nemen. Het stelt erg veel kritische vragen als “waarom mogen vrouwen in de islam zich niet kleden zoals ze willen?”, “Waarom zijn er ook slechte dingen in de wereld als God goed is?”, “Hoe zijn de pinguïns in het Midden-Oosten gekomen toen ze op de ark van Noah stapten?” Op deze vragen wordt niet verder ingegaan.
Wat wel erg duidelijk wordt gesteld, is dat extreme vormen van geloof te ver gaan. Zo wordt er duidelijk gesteld dat je niemand mag geloven die in naam van God dingen zegt waar je zelf niet achter staat. Vechten in naam van God kan ook niet. Het belerend vingertje in dit boek leert ons dat religie geen reden mag zijn om anderen kwaad te doen.
De onderverdeling van het boek is soms niet erg logisch. Zo vindt je in het hoofdstuk 'Een regenboog aan religies' de vraag of er een zondvloed is geweest. Gelukkig worden alle vragen wel binnen de inhoudsopgave opgelijst zodanig dat je de vragen die je nuttig vindt kan bekijken. Ook achterin bij het register staan trefwoorden die het gemakkelijk maken om iets op te zoeken binnen dit boek.
Het boek heeft ook een woordenlijst. Je zou hier alle belangrijke woorden rond religie moeten kunnen vinden. Toch vind je in deze lijst niet wat de dalai lama is, maar wel wat de Verenigde Naties zijn.
Erger nog dan deze woordenlijst, is de vormgeving van het boek. Er werd gekozen voor een kakofonie aan kleuren en tekeningen die luchtig omspringen met dit zware onderwerp. Zo is er eentje van God, die naast zijn fruitkorf de krant ligt te lezen en het gaat allemaal over dood, verwoesting en ziektes. Je kan dit humoristisch vinden of eerder ongepast. Door de tekeningen die het allemaal een beetje in het belachelijke trekken, wordt de indruk gewekt dat de makers van dit boek weinig respect hebben voor mensen die wel geloven.