Droomsneeuw

"Er was eens een boer die op een kleine boerderij woonde. Hij had maar een paar dieren. Hij kon ze op de vingers van één hand tellen. Daarom noemde de boer zijn dieren Een, Twee, Drie, Vier en Vijf." Zo begint dit winterse verhaal over een boer. Hij doet zijn werk volgens de seizoenen en elke dag verzorgt hij zijn dieren. Die dieren zie je in het begin niet. Het is bijna Kerstmis en het heeft nog niet  gesneeuwd. In zijn gemakkelijke zetel droomt de boer dat de sneeuwvlokken een ‘zachte, witte deken’ over hem leggen. Een transparant met een grote witte vlek bedekt de prent die er onder zit. Dan leggen de sneeuwvlokken een witte deken over Een. Welk dier dat is, zie je pas als je het transparant omdraait. Zo bedekt de sneeuw al de dieren en maak je kennis met achtereenvolgens het paard, de koe, het schaap, het varken en de haan. De boer wordt wakker en ziet dat het echt gesneeuwd heeft. Hij trekt zijn warme jas en zijn laarzen aan, neemt een doos en een zak uit de kast. Zo lijkt hij een beetje op de Kerstman. Hij haast zich naar buiten. De dieren kijken nieuwsgierig toe als hij bij de boom naast de stal de doos opendoet. De boer versiert de boom met slingers en kerstballen en onder de boom liggen vijf pakjes. ‘Vrolijk kerstfeest,’ roept hij en hij drukt op de knop. Dan zou er een vrolijk kerstmuziekje moeten weerklinken, maar het is eerder een onaangenaam schril geluid. Dat is meteen het enige negatieve in dit fraaie prentenboek.